in een koortsdroom word ik geplaagd
door de kleine vijand die gangen graaft
als een schurftluis een onderhuids nest maakt
uit angst voor de honger van zijn kroost
schiet ik naast je wakker met het soort jeuk
dat neigt naar pijn, krab schilfers weg, ren de tuin in
als een beer schurk ik me tegen een boom aan
rol in modder, rijk aan mineralen en vitaminen
het bloed loopt weer in snellere banen om
het bad verzadigt en verzacht mijn huid
maar de kleine vijand laat niet los
als een arts schrijf je me de feiten voor
een doeltreffend middel tegen wanen
de koorts is geremd, de jeuk gestild