PROLOOG
Bram zijn vriendin, Laura Vermeulen, stierf kort na middernacht op een regenachtige avond in maart.
Hij zag hoe ze haar wagenparkeerde en naar de ingang van zijn favoriete restaurant 't Galgenhuis aan de Groentenmarkt liep. Bram, een pastakenner vond de pasta in 't Galgenhuis de allerbeste van Gent en omstreken en ze moest toegeven dat hij gelijk had.
Hij was al blij dat ze na een lange tijd nog eens samen weg konden. De drukte op het werk en de thuissituatie zorgden ervoor dat er slijtage in zijn relatie met Laura kwam.
Niet dat het zo een gezellige avond was. Ze was er nauwelijks met haar gedachten bij. Laura was een flapuit, haar mond stond op een avond als deze nooit stil en meestal hing hij aan haar lippen. Letterlijk en figuurlijk. Het was pas toen hij vroeg wat er scheelde en ze had geantwoord dat er niets was en dreigde om op te stappen dat hij het gesprek over een andere boeg gooide. Hij begon over het werk, maar blijkbaar was dit ook niet het juiste moment.
'Zwijg me over het werk, Bram!'
Haar reactie was op zich vreemd. Natuurlijk konden vrouwen geprikkeld lopen, maar dit had Bram nog nooit gezien bij Laura.
'Vertel me liever eens of je het al aan je vrouw verteld hebt.'
Bram was vijf jaar getrouwd met Véronique, een klasse dame die hij had leren kennen op een receptie van zijn werk. Het was liefde op het eerste gezicht. Na een week waren ze officieel een stel. Ze kochten cadeautjes aan elkaar en ook op seksueel vlak was hun relatie als een vulkaanuitbarsting. Vijf jaar later stond hun relatie op een laag pitje. Laura was een jaar geleden in zijn leven gekomen. Wat was begonnen met een onenightstand na een avondje stappen, resulteerde in een passionele relatie dat nu een jaar aan de gang was. Drie weken geleden had hij haar beloofd dat hij zijn vrouw alles zou opbiechten over hun relatie en van plan was om bij haar weg te gaan.
'Ik kan het niet over mijn hart krijgen,' vertelde Bram.
'Hoelang beloof je het me nu al niet,' antwoordde Laura.
'Ik zie je graag, dat weet je toch. Stel u eens in de plaats van mijn vrouw. Die gaat kapot zijn van het nieuws.'
'Als je me echt graag ziet, had je het haar verteld. Of durf je niet misschien, broekschijter?'
De discussie duurde welgeteld een kwartier. Het was op het moment dat de ober het dessert kwam brengen, een overheerlijke moelleux, dat Laura haar handtas van de grond griste en met slaande deur het restaurant verliet.
Het duurde een paar seconden tot de werkelijkheid bij Bram doordrong. Wat scheelde er toch met haar? Hij stond recht, schaamde zich tegenover de andere klanten in het restaurant, betaalde de rekening en verliet het restaurant op zoek naar Laura. Hij vond haar nergens.
Ter hoogte van Het Gravensteen hield Bram even halt. Hij riep haar naam, maar ze antwoordde niet. Op een bankje iets verderop ging hij zitten. Waar kon ze nu toch zijn? Wat scheelde er toch met haar? Voor de derde keer in een kwartier probeerde hij haar te bellen. Voor de derde keer was het haar antwoordapparaat die vertelde dat je een boodschap mocht inspreken na de bieptoon. Bram zocht nog een kwartier lang naar Laura, maar ze was nergens te vinden. Ongerust keerde hij terug naar zijn wagen. Haar wagen stond nog naast die van hem. Ver kon ze dus niet zijn, maar waarom vond hij haar dan niet? Op het moment dat hij de wagen wou starten, werd hij gebeld door een ongekend nummer. Wat moet ik nu doen? dacht hij. Normaal neem ik nooit op als een onbekende mij contacteert. De gedachte dat er iets met Laura gebeurd was besloot hem op te nemen.
'Hallo, met Bram,' zei hij met een trillende stem.
Bram hoorde een paar seconden niets, daarna enkel een oppervlakkige ademhaling.
'Hallo, met wie spreek ik?'
Het woord dat hij te horen kreeg van de onbekende beller, tartte elke verbeelding.
'Hallo! Hallo!' riep Bram. Niets meer. Hij hoorde enkel nog de kiestoon. Wie was die flauwe plezante? Het was jammer dat hij niet kon opmaken of de beller een man of een vrouw was. De vervormde stem bezorgde hem kippenvel.