Het gesis klinkt lekker. De kunst is om niet te diep te gaan, dan loopt de band te vlug leeg en dat levert geen geluid op. Dit wel. Dit is écht lekker. Maar om een voldaan gevoel te hebben, moet er minstens een band of twintig naar de kloten. Nummer vijf is al aan de beurt: een keihard opgepompte en vrij brede achterband op een fonkelnieuwe retrobatavus. Een witte band. Die witte zijn om nat van te worden, omdat dit de kleur is die God voor rubber heeft bedoeld. Voor tortelduifjes ook. En hoop. En hoop?
Op de dag na haar veertiende verjaardag kon haar vader haar lamlendigheid niet meer aanzien. Hij snokte het onnozele boekske uit haar handen. Zijn snor trilde van de ingehouden emotie en zijn rug was zo recht als de zwaartekracht die wij het leven noemen hem toeliet. Hij kondigde met volle stem aan: “Uwen band staat al twee weken plat. Als ge dedju nog genen band kunt plakken, wat gaat ge dan aanvangen in het leven? Kom, dat ik wat poten aan uw lijf kweek. Ge zult ze harder nodig hebben dan verhaalkes over dinges die toch niet bestaan”. Ze had zichzelf, haar boekskes en de manier waarop zij haar dagen placht te slijten nog verdedigd: “Maar vader, dat boek gaat over de liefde”. Zijn blik werd triomfantelijk spottend: “Hewel, wat zeg ik u juist?” Ze had geplooid als een Brompton. Hij begreep het toch niet. Bovendien was haar boek dichtgevallen en wist ze de pagina niet meer.
Tsjak! Dan slaat haar hoofd met een plotse slag naar voor, tegen de bagagedrager van de fiets en met nog een slag weer naar achter. Een eeuwigdurende nanoseconde later voelt zij haar benen slap worden. Daarna pas komt de vernietigende pijn in haar achterhoofd en nek. Vervolgens gaan haar lichten uit.
Het bandenplakproject was niet gewoon weer een bevlieging van haar vader. Ze werd gedrild in het plakken. Elke dag moest het gat beter en sneller dicht. En gaten waren er genoeg. De kasseien lagen in die dagen nog slecht en er was een rage onder de jeugd die te maken had met spijkers en de openbare weg. Zonder al te veel moeite vond haar vader dus materiaal voor haar om op te oefenen. Op sommige dagen was dat slechts één band, op zomerdagen vol fietsende jongemensen wel vijf of zes. Ze werd beter, handiger en vooral sneller. Vijf kapotte banden betekenden na enkele maanden oefening slechts een onderbreking van tien minuten tussen twee liefdesromans door.
Ze is met haar gezicht naar boven op de grond gevallen. Er zit een kartelige snee naast haar oog. Het bloed zoekt langs haar oor een bochtige weg naar beneden en druppelt gestaag in de capuchon van haar Dickies hoodie. Je kan in een streep flauw licht haar gezicht zien. De rest van haar lijf is buiten het zwakke schijnsel gevallen dat het lampje van de berging voortbrengt.
De vader ging steeds verder fietsen zoeken. Hij gaf zijn job op en kocht van de erfenis van zijn ouders een kleine open vrachtwagen waarmee hij door de hele stad en langs de dorpen aan de rand reed op zoek naar fietsen met een lekke band. Omdat marketing niet ’s mans sterkste kant was, en omdat businessplannen toen nog niet bestonden, merkte hij al snel dat hij meestal slechts schamele centiemen kon vragen voor een plakbeurt. De mensen aan de rand van de stand stonden wantrouwig tegenover een bandenplakker die zomaar zijn diensten kwam aanbieden. Wat ze vertrouwden en waarnaar ze verlangden, was een volledige en overprijsde fietsherstellingsdienst. Maar fietsen herstellen kon hij niet. Plakken was het enige dat hij zijn dochter desbetreffende had kunnen doorgeven, en zelfs dat kon ze nu sneller en beter dan zijn onkundige handen hem ooit zouden toelaten. Uiteindelijk verdiende hij aan de banden zelf net genoeg om de benzine van zijn camion en de aanschaf van zijn rustinnekes te dekken.
Haar aanvaller loopt in paniek met zijn nog zatte botten bijna onder de wielen van een voorbijscheurende HumVee. Eén van zijn sloefen met carreaumotief blijft liggen, zijn peignoir waait open en hij rent verder, van de straat terug het plein op. Zijn huis met uitzicht op het plein is nog dertig meter van hem verwijderd.
Op de dag na haar vijftiende verjaardag kon haar vader de beschuldigende ogen van zijn vrouw, die zich schaamde brood op de poef te moeten kopen, niet meer aanzien. Hij rechtte nogmaals de schouders en besloot een briljant idee dat hij die nacht had gekregen uit te voeren. Onder platanen die geduldig ouwe ventjes met alle tijd van de wereld beschutten, sleurde hij met de staande klok van zijn ouders. Die zette hij in het midden van het plein waar na school ook zijn dochter ging zitten. Hij had eindelijk beseft dat de kunst van zijn dochter meer spektakel- dan eigenlijke waarde had. Hij zou van haar kunde een show maken.
Nog twintig meter. Nog tien. Nog vijf meter, tot hij struikelt over het koord van zijn peignoir dat langs rechts uit zijn houders is gegleden. Zijn hoofd slaat tegen een van die oude platanen die de stad binnen enkele dagen zal gaan verwijderen. Wat oud is en gaten heeft in de kruin, moet weg.
“Minder dan een minuut, dames en heren. In die tijd heeft dit wonderkind een fietsband hersteld. U kan dat hier zelf volgen op deze klok. Komt dat zien! Aanschouw met uw eigen ogen. Jawel mijnheerrr, zoiets hebt gij nog nooit niet gezien.” En de mensen bewonderden en kirden voor de combinatie van kunde en aaibaarheid van het wonderbaarlijke bandenplakkertje. Gul smeten ze centiemen naar de emmer die de dochter in haar leerperiode had gebruikt om lekken te vinden. Zij gebruikte nu haar aangescherpte gehoor waarmee ze zelfs het kleinste lek feilloos kon detecteren en lokaliseren. Elke toon van ontsnappende lucht was een klein pleziertje dat de vernedering van haar vaders mini-freakshow draaglijk maakte. Soms deed ze zelfs alsof ze een gaatje niet onmiddellijk vond, zodat ze de band opnieuw kon oppompen; haar vader besefte niet dat ze in die minuut die ze niet mocht overschrijden zonder dralen gemakkelijk twee banden had kunnen plakken.
Twee jongens met capuchon die langskomen zien een zotcool knipmes dat in een witte achterband steekt. Lachend om het lot dat hen zo welgezind is, wil de kleinste het mes uit de band trekken.
Er waren jongens die weddenschappen met elkaar aangingen. Van hún band zou ze het lek nóóit vinden. Ze maakten de minuscuulste gaatjes ooit waargenomen. Ze slaagden er soms in het gaatje minder dan een speldeprik groot te maken. Er waren er zelfs die nog een week met hun fiets naar school konden rijden voor hun gesaboteerde band de gewenste platheid had bereikt om hem met een uitdagende blik aan dat meisje op het plein te gaan geven. Ze hoopten dat het meisje hun lek, als eerste ooit, niet zou vinden. Ze droomden dat zij ook in haar eens een gaatje mochten prikken. Nooit werd hun hoop waarheid. Nooit leek het meisje zelfs onder de indruk van hun nauwgezet aangebrachte lekje. En iedere keer weer wist ze het lek zonder zichtbare inspanning te lokaliseren. In ieder geval liepen de zaken eindelijk, tot opluchting van haar vader.
Zijn blik is gefixeerd op het mes, de donkere vorm voor zijn voeten ziet hij niet tot hij erover struikelt. “Wajoo. Hier ligt iemand.”
Zelfs de komst van een moderne fietsverkoop/herstellingswinkel op het plein maakte de mensen niet minder gretig hun lekke banden naar het wonderkind te brengen. Het verbaasde de nieuwe fietsenmaker dat de freakshow op het pleintje concurrentie vormde voor zijn moderne winkel. Toen hij het pand kocht en de winkel opende, had hij zorgvuldig nagedacht over de locatie van zijn zaak en over het mogelijke cliënteel. Banden plakken zou zijn melkkoe worden. Banden herstellen is een klusje van niets. Iemand die een greintje verstand in zijn kop heeft, geeft geen geld uit aan iets wat hem tien minuten kost om zelf te fiksen. Toch, zo was de fietsenmaker in zijn leertijd bijgebracht, brachten brave oude meekes en onhandige schoolmeesters hun platte band binnen, dankbaar omdat de fietsenmaker hen beloofde een rijklaar voertuig te bezorgen tegen de volgende dag en tegen een schappelijke prijs. In banden plakken investeer je als fietsenmaker een minuut of vijf tijd en een frank of nul onkosten en je maakt twintig frank nagenoeg pure winst. Maar toen bleek daar dat meisje te zijn dat zijn gemakkelijke werk afpakte. Een meisje dat bij nadere inspectie sneller bleek te zijn dan hij. Een jong ding was het, zeventien ofzo, met een afwezige blik in een schoon gezicht. Een simpele duif voorzekers, maar braaf, dat kondt ge zien, en snel, dat bewees ze elke dag. Hij zag het duidelijk; zij zou zijn zaak het succes geven dat nu nog ontbrak.
“Gast, belt ne ziekenwagen. Maar pakt eerst da mes.”Nu houdt niets de lucht nog op zijn plaats.
De fietsenmaker stapte zelfverzekerd af op het groepje mensen dat zich al rond het bandenmeisje had verzameld. Met een luide stem en een spottende grijns vertelde hij het aanwezige volk dat hij een fiets had meegebracht met een platte band waarvan hij het lek maar niet kon vinden, en als hij het niet vond, dan kon niemand het vinden. Onder de indruk van zijn vanzelfsprekende autoriteit lieten de wachtenden deze nieuwe speler in het bandenspel voorgaan. Routineus onderzocht het bandenmeisje de gloednieuwe platte voorband. Twintig seconden. Dertig. Veertig. Vijftig! Een minuut! Ooh. Amaai. De fietsenmaker bulderde met zijn hoofd in zijn nek terwijl het bandenmeisje hem onzeker aankeek en voor het eerst opmerkte wat een schone man haar daar voor haar neus stond uit te lachen. “Ge moet niet ongerust zijn schatteke. Ik heb die band gewoon laten leeglopen. Die fiets, dat is hier een echte Batavus: een Hollandse kwaliteitsvelo. Dat geraakt zo rap niet lek zulle. Ja dames en heren, fietsenhandel Vermeulen Sport, daar is mijne winkel, daar kunt ge er ook zo een kopen. En gij daar, chouke, ge moet u dat niet aantrekken, het was maar om te lachen, dat gij een lek niet zoudt kunnen vinden, allez kom. De smeerolie kan niet verstoppen wat voor een vaardige pollekes gij hebt.”Zo heeft de nieuwe fietsenmaker haar binnengedaan, toen hij nog fit was en die sprankel in zijn ogen haar deed kirren als een tortel. De puisterige jongens van het plein sloegen zich voor het hoofd omdat zij nooit met dit idee op de proppen waren gekomen, briljant in zijn eenvoud. En het bandenmeisje dacht in hem de Heathcliff van de fietswereld te hebben ontdekt. Maar al snel na hun trouw bleek haar beeld van de man die haar met zijn lach van haar krukje deed daveren een luchtbel die, eens doorprikt, pijn deed en stonk naar café De Prijsduif.
Sinds de fietsenmaker reuma heeft, slaat hij niet meer, ook niet als hij zat is, het doet te veel zeer. En hij heeft al jaren geen poging meer gedaan om op haar te kruipen, dat interesseert hem niet meer. Maar het vooruitzicht van zijn onregelmatige dronkenmansasem in haar gezicht doet haar elke avond woelen in bed tot ze steeds weer besluit om eropuit te trekken. Wanneer de vogel is gaan vliegen, moet zij steken. Hoe meer lekke banden, hoe beter. Zeker wanneer het de band van een mooie Batavus betreft. Hét merk. Zíjn merk. 'Ik rij liever daarop, dan op mijn wijf!' riep hij elke marktdag. Het sissen brengt rust. Alles komt goed. Elke lek stopt het gat. Daarom trekt ze de kap over de kop, de nacht in, het plein op.de fietsenmaker is geërgerd naar huis gegaan, uren vroeger dan gewoonlijk. Hij mocht van Walter zijn sigaarkes niet meer binnen in het café roken, omdat die onlangs controle had gekregen op het naleven van een dwaze wet van een dwaze minister. Hij heeft zijn zetel tegen de vitrine geschoven zodat hij vanuit de donkere winkel het goedverlichte plein kan aanschouwen. “Zit die vuile Marokkaan daar nu aan fietsen te klooien?” denkt hij wanneer hij in de schemerige fietsenberging aan het station een donkere figuur ziet, met capuchon, geknield op een schuimrubberen mat. De fietsenmaker krijgt het schijt van deugnieterige hangjongeren met een capuchon. En dan nog prutsen aan een Batavus Retromaster, het nieuwe model dat hem zo doet denken aan de tijd dat hij juist met zijn winkel was begonnen. Van kwaliteitsgerief moeten ze met hun vorte puberpoten afblijven. Peignoir aan, sloefen aan, het plein over, de pijn van zijn botten verbijten en PAK VAST, LEEGLOPER!
Ze bloedt!Pshhhht.
Ademt ze nog?
Is ze dood?
Is haar man dood? Er is in ieder geval een witte duif op zijn kop, naast zijn rechteroog aan het schijten.
Roekoe, klootzak.