Punk is dood. Punk is dood, maar wij leven nog ons miserabele leven. Punk is dood, net als al mijn dromen en hoop, als mijn wilskracht en als mijn brandende vuur. Ze zijn weggewaaid met de zomer, weggewassen door de winterse buien, ingesneeuwd en doodgevroren. Maar niet vergaan. Ergens, heel diep vanbinnen brandt nog een klein vuurtje, dat heel misschien deze kille wand kan doen smelten. Vuur en water, regen en sneeuw, zomer en winter, uiteindelijk is alles relatief in dit leven.
Je beste vriend van gisteren kan je vijand zijn vandaag en wie daarnet nog je idool was, kan morgen je duivel zijn. Maar zo gaat het leven, toch? Zo is de gang der natuur: mensen komen, mensen gaan, uiteindelijk blijft alleen je kleine ik bestaan. Hoe dicht je ook bij elkaar staat, hoe goed je elkaar ook kent, hoezeer je ook van elkaar houdt: er is altijd dat ene onverkende plekje, die ene blinde vlek, dat kleine grote geheim dat zich schuilhoudt, als een donkere alligator onder het wateroppervlak, klaar om elke onvoorzichtige duif op te vreten met huid en haar.
Natuurlijk is het beeld niet zo eenzijdig als dat. Niet elke duif is zo stom om te rusten bij een alligator en niet elke alligator slaat altijd toe. En dan nog: alles is relatief. Misschien hapt het monster naast het verschrikte beestje. Misschien weet de ongelukkige zich nog los te rukken of komt hij er gewoon met de schrik vanaf. Misschien. Hoe dan ook zal de duif toch waarschijnlijk enkele teerbeminde pluimen verliezen. Misschien ontkomt hij wel het riviermonster, maar hij kan nooit meer vliegen of hij sterft aan een infectie. Dwaalt hij rond, helemaal alleen terwijl zijn vrienden en familie ver boven hem vliegen.
Of misschien groeien zijn veren net terug, groter en sterker dan voorheen. Misschien vindt één of andere malle dierenrechtenactivist het arme wezentje en wijdt er de rest van zijn leven aan. Misschien. Alles is relatief. Maar ondanks alle relativiteit, ondanks dat al ons drama toch vaak een slechte komedie blijkt te zijn, blijven we maar toneel spelen. We houden ervan om te klagen over hoe pijnlijk die wonde wel was en hoe groot de alligator. We blijven de alligator maar zwart maken. Hoe had die alligator zelfs het recht om in die rivier te liggen, dat kon toch helemaal niet zijn? Het was niet hun schuld dat ze aangevallen waren! Zij hadden daardoor wel de vijfde prijs in hun langeafstandswedstrijd gemist! Was dat niet erg genoeg?
Leugens, overdrijvingen, banalisering en diabolisering, komedie en tragedie: we leven ervan alsof het brood is. Alles voor de ik, niets voor de jij. Wie eerst komt, eerst maalt, wie achter hinkt, heeft pech. Tot wij pech hebben, dan is het plots belangrijk. Nu ja, belangrijk is ook relatief. Eigenlijk weet je pas hoe rekkelijk iets is, hoe groot je drama is, tot je de andere zijde van de medaille hebt gezien, tot je een andere, diepe wonde hebt gezien. Maar dat gebeurt bijna nooit. Waarom? Omdat we allemaal te druk bezig zijn met onze wedstrijden te vliegen, om toch maar de beste en de eerste te zijn. En wie nooit stopt om beneden wat te drinken, ziet nooit de dode en zieke duiven die daar voortstrompelen.
Slechts af en toe komen we een karkas tegen. Een lege oogbol die je aanstaart. Een oorverdovende stilte die uitdijt. Dan plots besef je hoe relatief alles is, hoe relatief je drama, je wedstrijd, je wonde van die arme alligator die nu door de dierenrechtenactivist is overgeplaatst naar een kooi. Misschien moeten we daarom minder vaak wedstrijden vliegen en vaker neerstrijken bij diegene die niet meer kunnen vliegen. Misschien moeten we daarom minder klagen en meer houden van. Minder liegen en meer lachen. Minder ‘ik’ en meer ‘jij’. Misschien. Alles is relatief. Evenals het kleine vuurtje dat in me brandt, dat toch weer ietsje groter is geworden, net als het ijs dat nu toch weer wegsmelt, net als de regen die nu weer overwaait. Net als punk. Het is allemaal een kwestie van tijd. Punk is dood. Lang leve punk.