Beware of the mad ones!
Wat in de lift zat. Vele lijken, lachende mensen, een circus met clowns en beesten, falabella paardjes maar vooral veel Pulp, Gainsbourg en pornogeluiden.
Wat niet meer ging. Was moeder meenemen naar Spanje, afstappen in Donk, Pietje Puk bedanken voor de post of zachtjesweg een mammoet strelen.
En er was het meest duistere. Zwart licht dat niet reizen kon, er scheen een Oppergek te zijn in Scherpenheuvel die ferm achteruit boerde, elders van gedaante wisselde, razendsnel vooruit stoof tussen sterren en vergeet-me-nietjes.
Toch schuilt altijd ergens hoop, dat 'de dag' ineens biezonder wordt. Zes december wil dat altijd zijn. Het was tweeduizend dertien en ik luisterde. Radio 1, naar de rustgevende stem van Ruth ik dacht misschien gooi ik vandaag een keertje notelaar op het verlegen vuur.
Erik de Jong, hij nam me mee, daarna kwam ene Frank met Angst*, genoten heb ik toen echt helemaal. De tekst was van een zoete Herman en de frêle vis juichte in mij, de spin droeg weer een kruis, doch ik had lak.
De dag nadien aan god, zijn spelletjes en tien geboden. Stelen verliep vlot als kind, de snoep was lekker zuur, mijn vader heb ik vanzelfsprekend jarenlang veracht.
Het is altijd een pracht, als er een tweelingszusje van mijn ex opduikt. In ook een strakke broek, dezelfde stof, dezelfde schoentrekker, dezelfde schmink en schimmelplekjes. Dan kijk ik.
Stiekem over de rand van het boek. Dat mij kwelt als ik geeuwen moet. Dat mij helaas ook kwelt als ik bij elke bladzijde een dag wegdroom.
'De bello gallico et dolore belgarum'. In de tijd van Caesar ging het nog.
Nu is het meer 'Punt, gebroken lijn en zeven kronkelreizen' van Julius de Jojo in caputa capita mea.
Ziek ben ik dus, in het hoofd, had U al door, geen twijfel meer daarover en als dr. Thomas Fraeyman zich verscholen houdt, dan durf ik nog wel eens. Spreken aan de kassa. Zelfs roepen.
Als ik in mijn rovershol verscholen zit, pingpong speel, wie niet, maar vooral heb ik dus lak aan god, aan dit circuscomplot, aan 'het normale' even veel.
Gelukkig heb ik deze geestelijke stoornis. Dat helpt of dacht U dat het altijd erg is om 'een zot' te zijn?
Tot op heden vond ik altijd iets dat me in leven hield. Waren het geen pillen, dan schreef ik iets krankzinnigs over ene vreemde wereldorde, verzon iets lelijks, spuwde gal en uileballen.
Ongelezen blijven alle geesten, maar ik vermoed het, door dat liedje, dat die laatstgenoemde tekstschrijver 's nachts gewoon het zoetste bloed verkiest en zich dan overdag in zeiknatte zurkelmantels hult.
De collectieve tederheid, het einde aller wreedheden. Het is als Sinterklaas en toch.
Zes december blijft mijn dag, dé dag, dat ze uit die zak tevoorschijn sprong, me ooit spontaan omhelsde, zei dat ik een stoute jongen was en dat ik het wat later ook bewijzen mocht, verzweeg ze nog. Ze werd mijn lief, ze ging weer weg. Ik denk nog veel te vaak aan haar, haar kont, die vrolijkheid en zwarte nagellak.
Ik schreef het toen ze wegging, dit gedicht. Zonder gêne, zocht nog naar de juiste afkeer en de inkt was sap van spinnen, ook zat er een stempel bij, een stukje kwal en
toen ze 't pakje met de post ontving heeft ze, me nog een keertje gek verklaard.
Door de Nokia hoorde ik het scheuren van de letters. Chot! nog een geluk want op een Rank Xerox, had de malloot eerst twee copies gemaakt, voor elke zot die het ooit lezen zou.
jij
mijn
prinses x
jij bloemgevoel gij suikerberg en kwaremont jij tinteling
gij zure zuigsnoep plakkemond gij binnenblad
jij schattig kwelding
er komt een dag
dat je terugstroomt
dat alle dode hoeken weer gaan lachen
’t is waar gij nulwijf king-kong-queen gij niemendal plus nix
er komt een dag
al lijkt de wereld op zijn kop te staan
heeft iemand
alle bomen omgedraaid
er komt een dag
dat zelfs de grijze regenboog
zich ommekeert en als een glimlach aan de hemel staat
er komt een dag
dat ik je wederzie
herkennen zal
van het brandmerk
aan de binnenkant van mijn schedel
gij kwallekut
iemand had voor zes december
ooit een grap voor mij gespaard
ik voel het nog altijd
het kriebelt nog
ik zie het vaak
hoe je als een nachtmerrie
door mijn dagelijkse dromen waart
aan me voorbijloopt en ik als een duizendpoot
me keer op keer vergallopeer
in jouw ogen
aderden de juiste wegen
vloeit nu traanloosheid
hij spoelt nooit aan
hij wil niet dood
ik sla hem vaak
hij werkt niet mee
echt niet
hij leutert en hij baalt
die geschifte bookmaker
iets dat mijn karkas straks dienen zal
voor de buzkashi
dat in een paardenspel
alles netjes draven moet en dat
daarom ik
die zieke dreutelkop en hersenzweer
nooit zal worden uitbetaald
daβ ich verschwinden soll
dat ik beter thuis alle restjes nagellak
eerst op mijn eigen
ezels zielepoten
uitprobeer
en dan pas voor het schilderen van hartjes
rond een opgezwollen
zeugenhol
(*) www.youtube.com/watch?v=cZxxQieH2Kk
uit de reeks 'Over eelt en zurkelteelt'