Rijk worden met duivenmelken is als de lotto winnen

30 sep 2015 · 31 keer gelezen · 0 keer geliket

 

Rijk worden met duivenmelken is als de lotto winnen

 

Duivenmelkers zijn oude mannen in stofjas. In niets lijkt Tom Iwens op het beeld dat de meeste mensen hebben van een duivenmelker. Een wat vreemde hobby voor iemand die nog ver van zijn pensioengerechtigde leeftijd is volgens velen. Een passie voor Tom.

 

 

Lont: Tom, bij ‘duivenmelker’ denk ik aan een oudere man in een stofjas. Dat ben jij allesbehalve. Hoe kom je erbij om duivenmelker te worden?

Tom: Ik wou uit de pas lopen (lacht). Nee, mijn vader is duivenmelker, ik speel samen met hem. Mijn grootvader was duivenmelker, mijn overgrootvader. Het zit in de familie.

Op een zondag, ik was twaalf jaar en me aan het vervelen, we moesten niet sjotten. Ik liep wat over straat en zag ons ma op het kot staan. De duiven vielen, ze pakte die en deed de rek uit. Hoe die duiven thuis kwamen, ik vond dat echt knap. Daar zat vitesse achter. Toen ben ik onze pa beginnen volgen.

 

Lont: Je sprak daarnet over ‘ne rek’.

Tom: Vroeger had je een klok, dat weet je misschien? Je zag al die oude mannen met hun klok naar het café lopen. Toen hadden al de duiven ‘ne rek’ aan. De dag voor een wedstrijd komen alle duivenmelkers naar het duivenlokaal, de duiven krijgen een rek aan, en die vertrekken naar de wedstrijd. Daar aangekomen worden de duiven gelost en die vliegen naar huis. Als de duiven dan thuis aankwamen deed de duivenmelker die rek uit en stopte die in de klok. Zo kon je zien op welk uur, minuten en seconden de duif was binnen gekomen. Nu hebben duiven een chipring aan. Duiven worden nu bij de inkorving elektronisch gechipt. Als de duiven nu thuiskomen worden ze terug gechipt. We hebben een “kaske”. Daarmee gaan we dan naar het lokaal en daar worden alle resultaten dan uitgeprint. Je moet als duivenmelker zelf niets meer doen. Vroeger moest je elke duif bij thuiskomst pakken, die rek afdoen. Dat was echt zenuwslopend. Als je korte afstanden speelt, dan telt elke seconde. Je moest rap zijn maar ook zorgen dat de duiven niet schrikken want de week erna moeten ze wel terug goed binnen komen. Nu moet je niets meer doen, allez, je moet wel proberen om ze snel binnen te krijgen want ze moeten nog gechipt worden.

 

Lont: Ben jij de enige jonge man die dat doet?

Tom: Nee, maar het is wel zo dat er maar heel weinig jonge mensen bij komen. Zo’n 60 à 70% zal 70-plus zijn, en dan ben ik nog positief. (lacht) Maar er zijn ook nog wel gasten van in de dertig. Ik ken er zelfs die jonger zijn, die nog geen 20 zijn. Er zijn zelfs meisjes van 17 die met de duiven spelen. Meestal leren ze het ook van vader op zoon/dochter. Alles op jezelf leren is moeilijk.

 

Lont: Dat geloof ik best. Ik ken er zelf niets van. Ik denk, je hebt een kot, je doet dat deurtje open en de duif is weg.

Tom: Wij hebben kwekers. Dat zijn duiven waarmee we kweken. Tegen elke winter worden die gekoppeld, niet logisch want vogels broeden niet in de winter. Na het seizoen, dat loopt van eind maart tot begin oktober, komen de duiven in de rui en dan begin ik al te denken welke duiven ik ga koppelen. Die mogen niet kiezen. In de winter kweek je dan. Die jongen, als ze 24 dagen zijn, een dikke drie weken, zet ik apart op een hok. Op die leeftijd moeten ze alles zelf al kunnen. Ze zijn dan ongeveer zo groot als een volwassen duif.

Als die een maand zijn, komen die al buiten. Dan kunnen ze vliegen. Meestal doen ze dat nog niet. Ze kunnen in elk geval de buurt al verkennen.

Daarna zet ik het raam van het kot al eens open. Dat is een bak die ik zelf moet openleggen. Ik laat ze dan de eerste twee dagen wat naar buiten kijken. Ze kunnen niet weg, maar ze kunnen de omgeving al zien. Dan komen ze buiten. Meestal zitten ze dan gewoon op het dak van het kot. De eerste keer dat ze dan opvliegen is wel een bang moment. Duiven vliegen in groep. De eerste keer niet, die vliegen overal. Dat is nieuw, die verschieten. Je kan dan al wel eens eentje kwijt raken. Op die manier gaan ze altijd maar verder en verder en komen terug. Een duif is eigenlijk super slim. Die komen terug naar huis.

 

Lont: En op de wedstrijden? Als zo’n duif ver van huis is. Hoe komen die dan terug?

Tom: Om te eten en te drinken komt een duif naar huis. Die worden gemotiveerd natuurlijk om zo snel mogelijk te komen.

 

Lont: Motiveren? Moet ik dan denken dat jullie ze minder eten geven en ze met honger laten vertrekken?

Tom: Op de korte vluchten, Quiévrain zullen er wel zijn die dat doen, maar dat bedoel ik eigenlijk niet. Je kunt op een aantal manieren motiveren. Weduwschap is er een van. Je geeft mannetjes mee, die zitten de hele week alleen en zien geen vrouwkes. De avond van inkorving tonen wij die vrouwkes, heel kort. Maar die duivers denken “Ow, als ik thuiskom zitten die klaar!” die haasten zich om zo snel mogelijk bij hun vrouwtje te zijn. Een andere methode is nest. Duiven die broeden of al jong hebben komen zo snel mogelijk naar huis want hun nest ligt alleen

 

Lont: Je speelt dus zowel met mannetjes als met vrouwtjes. Is er verschil in?

Tom: Neen, ze vliegen even snel, al recupereren vrouwtjes sneller. Ik speel wedstrijden op grotere afstand. Ik geef mijn mannetjes maar om de twee weken mee, de vrouwtjes gaan elke week mee.

 

Lont: Ben je al duiven kwijt gespeeld?

Tom: Er zijn drie categoriën. Je hebt de jonge duiven, jonger dan een jaar, dan heb je de jaarse, dat zijn duiven die een jaar oud zijn. En dan heb je de oude duiven, dat zijn alle duiven vanaf twee jaar, tot als het geen zin meer heeft.

Bij de jonge duiven gaan natuurlijk de meeste verloren omdat de jaarlingen en de oude veel meer ervaring hebben. Het valt al bij al goed mee. Vanaf de winter tot aan het seizoen raak je de meeste duiven kwijt. Jonge duiven gaan steeds verder, komen in aanraking met andere duiven, vliegen daar met mee en raken hun weg kwijt. Dat is normaal. Ze moeten alles verkennen, je kunt ze niet uit de lucht scheppen hé! (lacht)

 

Lont: Je sprak daarnet al over selecteren voor de kweek. Op basis van wat selecteer je dan?

Tom: Ik selecteer vooral op prestaties, dat is sowieso het belangrijkste. Wat ik ook wel doe is een broer of zus van een goede duif doorhouden. Het is dikwijls zo dat een broer van een goede duif, die zelf minder is, wel een goede kweekduif is.

Ik selecteer ook in de hand. Een duif mag geen beperkingen hebben. Die moet perfect zijn. Qua spieren, qua zachtheid van pluimen, dat zijn allemaal zaken die bepalen of je duif lang kan blijven vliegen of niet. Als een duif mankementen heeft maar toch goed presteert, dan mag die natuurlijk blijven. Als een duif veel mankementen heeft, dan zijn dat meestal geen goede.

 

Lont: Voor mij is een duif een duif. Hoe voel je dat?

Tom: Ervaring. Ik heb dat geleerd van mijn vader, van mijn grootvader. Ik lees veel boeken en op den duur voel je dat verschil echt. Elk jaar heb je veel nieuwe, jonge duiven. Het is plezant om die samen met mijn vader te keuren en te zien evolueren.

 

Lont: Je zei daarnet al even dat er ook vrouwen met de duivensport bezig zijn. Eerlijk? Ik had dat nog nooit gehoord.

Tom: Ze zijn wel in de minderheid. Maar het is wel opvallend dat vrouwen meestal goed spelen. Ze zijn zachter. Ze doen dat met meer gevoel. Mijn grootmoeder was ook duivenmelker, samen met m’n grootvader. Als hij ging werken, mijn grootmoeder was huisvrouw, zorgde zij vooral voor de duiven. Dat was ongetwijfeld een factor van het succes.

 

Lont: Dan weet Dorien wat haar te doen staat.

Tom: (lacht) Die krijg ik niet op dat hok.

 

Lont: Als ik je zo hoor vertellen krijg ik de indruk dat er veel tijd in kruipt.

Tom: Dat kies je zelf. Maar als je het een beetje goed wil doen, dan kruipt er veel tijd in. Ik heb ambitie ja.

Ik heb altijd de korte vluchten gespeeld, tot twee jaar geleden en eigenlijk best goed. Maar ik wou de langere afstanden, dat is de toekomst. Elk jaar vallen er duivenmelkers af en komen er weinig nieuwe bij. Binnen een aantal jaar, en dat gaat er sneller zijn dan de meeste denken, gaan die korte vluchten wegvallen. Duivenmelkers gaan zo ver uit elkaar wonen omdat er zo weinig zijn. Korte vluchten gaan niet meer deftig georganiseerd kunnen worden dus gaan ze sowieso naar verdere afstanden moeten.

Ik heb daar nu al op ingespeeld omdat dat een heel andere soort duif vraagt.

 

Lont: Wat ik me altijd al heb afgevraagd. Hoe wordt winst of verlies bepaalt?

Tom: Het afgelegde aantal meters per minuut is van belang. Met de windrichting wordt geen rekening gehouden omdat dat de week nadien anders kan zijn.

 

Lont: Je hebt daarnet al aangehaald dat er verschillende soorten wedstrijden zijn.

Tom: Klopt. Je hebt er drie. Als eerste heb je de snelheid van zo’n 50 kilometer tot 300. Dan heb je de halve fond, van 300 tot 600 en al daarboven is fond. Dat gaat tot Barcelona, voor sommigen is dat 1100 kilometer. Daar mogen alleen oude duiven aan deelnemen. Dat is ook logisch omdat ervaring erg belangrijk is. Ik vind dat niet diervriendelijk. Een duif kan niet op 1 dag thuis geraken van zo’n afstand. Duiven moeten overnachten al zijn er die doorvliegen. Gek hé!

Op zo’n lange afstand zijn de duiven toch bijna twee dagen onderweg. Ik speel tot 600 kilometer. Hoe lang ze dan onderweg zijn hangt een beetje af van de windrichting, dat maakt een groot verschil. Vorig jaar zijn er wedstrijden van acht uur geweest. In de zomer, warm, wind op kop, dat is zwaar. Op die manier gebeurt er een selectie. Duiven die dat niet aankunnen geef ik niet meer mee voor zo’n wedstrijd, anders raak je ze toch kwijt. Als ze wel goed zijn in korte afstand mogen ze die vliegen en anders tja…

 

Lont: Ik ga het dan toch maar vragen. Je weet zelf ook best dat er een aantal vooroordelen leven over duivenmelkers. Je kunt ze hierbij ontkrachten. Jullie zouden kattenhaters zijn. Als je duif niet naar behoren presteert eindigt ze in de kookpot. Tom: Ik zal beginnen met het eerste. Ik ben geen kattenhater, ik heb er dan geen ook last van bij ons in de buurt. Dat is zo’n cliché, al zullen er ongetwijfeld wel zijn.

Ik eet geen duiven. Ik zou dat niet kunnen en al zeker niet als ik weet dat het de mijne zijn.

Ik kan er wel redelijk wat verkopen aan andere duivenmelkers. Ik kijk ook naar de bloedlijnen. Want ook al heeft een duif niet gepresteerd, toch kun je er goede uit winnen. Ik probeer dat altijd zo op te lossen.

Natuurlijk zijn er bij die tegenvallen en niet te verkopen zijn, dan doe ik die naar de poelier. Ik doe ze niet zelf dood. Maar toch, de kookpot voor een ander. Als ik dat niet doe en ik houd ze allemaal bij, dan heb ik op een tijdspanne van tien jaar meer dan 1000 duiven zitten. Daar heb ik geen plaats voor én dat is ook niet echt de bedoeling. Dan moet ik een bijjobke zoeken. Het is hard ja, maar je kunt niet anders.

 

Lont: De stofjas!

Tom: (lacht) Ik heb een blauwe. Er zijn er ook die dat niet dragen maar het merendeel wel. Het is herkenbaar voor de duiven en het beschermt je kleren.

 

Lont: En hoe zit dat nu, worden jullie nu allemaal schandalig rijk?

Tom: Was het maar waar dat we allemaal schandalig rijk worden. (lacht) Op de snelheid is dat al quasi uitgesloten. De halve fond en de fond, daar is meer interesse voor. Er zijn professionele duivenmelkers in België, een stuk of vijf en ja, die zijn zo rijk als de zee diep is.

De meeste mensen krijgen nu natuurlijk het gedacht dat daar enorm veel geld mee te verdienen is, maar dat is zoals de lotto winnen. Zoveel kans heb je.

In de Oosterse landen komt het heel hard op terwijl het hier achteruit gaat. Wist je dat er zijn die een prijsduif kopen, daar gemakkelijk 75 000 euro aan geven en die dan gewoon stellen? Gewoon om te kunnen zeggen dat ze die duif hebben. Spelen doen ze daar niet mee. Ze kopen die duiven om uit te kweken.

 

Lont: Nog een laatste vooroordeel, de doping.

Tom: Vorig jaar zijn er twee gepakt. Het dopingreglement is enorm verstrengd, is totaal niet duidelijk, de testen kosten enorm veel geld. Maar er is heel weinig doping. In de jaren 90 was dat wel een enorm probleem, vooral de cortisonen. Dat werd gegeven om de rui tegen te houden. In augustus begint de rui maar dan waren er ook een aantal wedstrijden waar veel geld mee gemoeid was. Je moet weten dat een duif in de rui minder presteert. Er is toen een dopingreglement opgesteld en sindsdien zijn er heel weinig problemen. Een van die vorig jaar gepakt zijn riskeert een schorsing van drie jaar en een boete van 15 000 euro. Dat kan tellen.

 

Lont: Diegene die betrapt worden, is dat omdat ze het reglement niet kennen of toch dat ze hun duiven moedwillig doping geven?

Tom: Dat is de vraag natuurlijk. Degene die betrapt is behoort tot de top in België. Het zou me dus verbazen dat hij het bewust gedaan heeft. Als je tot de top behoort dan weet je dat je vroeg of laat controle krijgt en tegen de lamp loopt.

Enkele jaren geleden heb ik ook dopingcontrole gekregen. De controleurs, ze waren met twee, vroegen me om zes bepaalde duiven te zien. Die duiven worden dan elk in een mand met krantenpapier gezet. Daarna namen ze de meststalen mee. Soms, heel uitzonderlijk wordt er een staal van het drinkwater genomen.

 

Lont: heb je leuke anekdotes?

Tom: Goh, ik heb al veel meegemaakt. Ik heb eens een duif gehad en die vloog 34 minuten van Quiévrain tot thuis. 91 kilometer. Dat is snel. Dat is zot. Toen was het stormwind mee. En ze was zelfs haar huis al voorbij gevlogen en had dus eigenlijk nog tijd verloren. Ik heb het eigenlijk nog niet uitgerekend hoeveel kilometer dat per uur is.

Hoe snel een duif gemiddeld vliegt hangt af van de wind maar een duif kan toch 120 kilometer per uur halen.

 

Lont: Dank je wel voor de leuke babbel. Wie weet heb je wel collega’s warm gemaakt om ook duivenmelker te worden?

 

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

30 sep 2015 · 31 keer gelezen · 0 keer geliket