Helga Van Aken

Gebruikersnaam Helga Van Aken

Teksten

Mechelse Gin: Mr. Gin

Wie Mechelen zegt denkt al gauw aan brouwerij ‘Het Anker’ en een rits wereldwijd bekroonde bieren. Maar Het Anker is meer. Wist je dat brouwerij Het Anker ook een Whisky brouwt? En nog niet eens zo heel lang geleden is er een Mechelse gin op de Markt gekomen. Mr. Gin. Een warme zomeravond vraagt om een lekkere Gin Tonic. Maar hoe zit dat eigenlijk met die Mechelse Gin?   Verscholen in de Mechelse binnenstad vind je Pin’Art. Een gezellige wijn- en spiritswinkel. De ideale locatie om op onderzoek te gaan naar Mr. Gin. Vincent staat me al breedlachend op te wachten en verwelkomt me vriendelijk.   Kruit: Gin? Wat is dat? Vincent: Volgens de legende… (lacht) Is gin een klein accidentje. Engelse soldaten dronken onze graanjenevers en waren er op slag op verliefd. Terug in Engeland wilden ze dit zelf stoken en daar is het anders gelopen. Uit dit mislukte procedé is dan de gin ontstaan. Achteraf gezien is het niet zo erg mis gelopen. (lacht) De naam Gin is in ieder geval een verkorte vorm van het oude Engelse woord “genever”, dat op zijn beurt dan weer gerelateerd is aan het Frans woord “genièvre”. Je hebt 4 verschillende soorten gin, waaronder de Compound gin en de London Dry gin of potstilled gin. De Compound gin is een gin waar aroma’s of botanicals* worden toegevoegd aan een neutrale spirit. Bij een London Dry gin worden die botanicals al tijdens het stookproces bijgevoegd. Zo ontstaat er een heel andere smaak. Gin is een spirit die haar overheersende smaak ontleent aan jeneverbessen.   Kruit: Als gin gebrouwen werd door de Engelsen. Hoe komen wij dan aan een Mechelse gin? Vincent: Gin is niet langer een typisch Brits product. Het wordt ook buiten Engeland gestookt. Dus ook in Mechelen. Christophe en Manu hebben vorig jaar de stap gezet en brachten Mr. Gin op de markt, een compound gin. Christophe en Manu van The Gin Gents, zijn twee vrienden die gepassioneerd zijn door gin en zo is de bal aan het rollen gegaan. Mr Gin is een eerbetoon aan Mechelen. Op zoek naar de botanicals om de gin smaak te geven werd de link met de rozentuin van het Vrijbroekpark en de Maneblussers gelegd. Klaproos en maanzaad waren de inspiratie voor het smakenpalet van Mr. Gin. In Mechelen hebben we ondertussen twee soorten gin. Een Compound en een London Dry gin. De eerste Mechelse gin, de Compound gin is vorig jaar op de markt gekomen. Christophe en Manu brachten nu ook een London Dry gin op de markt.   Kruit: Hoe maak je nu een lekkere gin Tonic? Vincent: Een perfect served, zoals wij dat noemen, is niet zo moeilijk. Er zijn wel een aantal dingen waarop je moet letten. Het juiste glas. Een Cabernet Sauvignon glas is ideaal. Dat is zo’n groot bol wijnglas. De volgende stap is ijs, veel ijs. Echte ijs blokjes. Die doe je in het glas en roer je rond met een lepel. Zo komt je glas op temperatuur. Nu giet je het overtollig water van de ijsblokjes af. Laat de ijsblokjes in je glas. Giet nu een jigger* gin in het glas over een barspoon. Heb je geen barspoon? Een gewone lepel is prima. Op deze manier gaat je gin direct naar de bodem van je glas en verlies je minder bubbels. Voeg tot slot twee maatjes neutrale tonic bij. Geen frisdrank tonic zoals een schweppes maar wel een speciale voor gin tonic bestemde tonic. De meeste frisdranken zijn veel te zoet en dat zou afbreuk doen aan je gin. Schol!     *Botanicals: kruiden, planten, specerijen *jigger: maatbekertje voor drank     Zin in in een lekkere gin tonic? Geef dan het antwoord op volgende vraag: Wat is een London Dry Gin? Of wat is het hoofdbestandeel van Gin? En wie weet mag jij een fles gin gaan ophalen bij Pin’art in Mechelen. Stuur je antwoord aan:

Helga Van Aken
12 0

Harambe is dood! Leve de klimaatopwarming

Heb jij dat soms ook? Dat je eens graag tegen Jan en alleman wil schreeuwen? Tegen hun hoofd wil slaan? Gewoon iets doen om de aandacht te trekken. Toegegeven, tegen iemand roepen, of nog erger iemand slaan heeft bij mijn weten nog nooit het gewenste effect opgeleverd. Hoogstens een ferme ruzie en iemand op z’n paard,… Nee, dat is niet de tactiek. Al moet ik soms op mijn tong bijten en jeuken mijn handen.   Harambe is doodgeschoten. De halve wereld staat op zijn kop! “Waarom moest dat prachtig dier dood?” “Een verdovingsspuitje had toch veel gepaster geweest?” Of nog: “Had die moeder eens niet wat beter op haar kind kunnen passen?” “Waarom maakt de zoo de tralies niet wat dichter tegen elkaar?” En nu is Harambe dood… de wereld en de dierenvrienden treuren. Dit mocht toch nooit gebeuren?   Mag ik even je aandacht? Jij vindt het allicht ook wreed dat zo’n prachtig dier zo aan zijn einde moest komen. Mag ik je dan een hypocriet noemen? Want in al je verontwaardiging vergeet je dat je daarnet een broodje hesp hebt gegeten. Of een blokje kaas bij je wijntje nam… Ja ook daarvoor moeten prachtige dieren sterven. Dat weet je, maar dat zie je niet. Het enige wat jij ziet is een netjes verpakt sneetje vlees of blokje kaas. Kan heus zo erg niet zijn!   Maar misschien vind jij dieren helemaal zo leuk niet? Je vindt dat ze stinken, voor je voeten lopen of gewoon het interesseert je geen bal. Dat mag van mij. Wie ben ik om je te verbieden wat je wel en niet mag vinden en denken?   Je hebt misschien wel kinderen? En die wil je een mooie toekomst geven. Dat mag ik toch hopen! Een toekomst zonder honger, zonder oorlog, zonder die ellendige gevolgen van de opwarming van ons klimaat. Maar je ziet de toekomst allicht helemaal niet zo rooskleurig in. De aarde warmt op met alle nefaste gevolgen. Hittegolven, waterellende, rare winters en de klimaten die langzaam opschuiven. Arme mensen in het zuiden verdrinken. Lijden honger. En slaan op de vlucht. Dat is triest, maar ach, dat is zo ver hier vandaan. Misschien hoor je het niet graag maar jij draagt daar een verpletterende verantwoordelijkheid in. Ja, met elk stukje vlees, met elk blokje kaas, met elk glas melk, met elk eitje, maak je die ellende weer een stukje groter. Wist je trouwens dat een eitje de menstruatie van een kip is? Zo maar even tussendoor… smakelijk! Maar we sussen ons geweten en storten wel weer 40 euro als er een ramp is. Hoera! Dat kunnen we trouwens fiscaal aftrekken! Dubbel winst! Geweten gesust en belastingvermindering. Van een win-win gesproken!   Nog niet zo lang geleden was er de klimaatconventie waar iedereen hoge verwachtingen van had. Daar ging het zaakje geregeld worden. Wat ik ervan onthouden heb? Eén grote farce. De zaken die er echt toe doen werden stilletjes dood gezwegen. Want dan raak je aan mensen hun kleine gelukje. Vlees! Wist je dat als de hele wereld vegetarisch gaat eten we de doelstelling al halen? En als iedereen als veganist door het leven zou gaan we ook gewoon winst maken? Om het simpel te stellen, natuurlijk. Nee, ik ga je niet met cijfers om de oren slaan. Die zijn zeker te vinden. Maar ik lees ze niet graag. Jij misschien ook niet? We moeten dus dringend onze ecologische voetafdruk verkleinen en ja, dat begint op je bord. Zo simpel ligt de zaak. Maar misschien moeten we er toch maar eens over denken om ook minder voeten op de wereld te zetten? Frank Deboosere zei het enkele jaren gelden. Al heeft hij ook voor vier paar voeten gezorgd. Tja, wijsheid komt met de jaren zeker?   Maar toegegeven, ik ben een ezel. Ik doe koppig verder met dat waar ik in geloof. Ik zal in elk geval niet met de kudde meelopen en als zoete koek de ‘boodschappen van algemeen nut’ slikken. En misschien heb jij helemaal geen zin om vegetarisch te eten? Of veganistisch? Ik wil je zeker niet opdringen. Maar mag ik vragen om het gewoon al eens te proberen? Je sterft er heus niet van!  

Helga Van Aken
0 0

Een bedrijf wil zekerheden en dat biedt CM

Een bedrijf wil zekerheden en dat biedt CM   Wat iedereen al een tijdje zag aankomen is ondertussen een feit. CM regio Mechelen-Turnhout heeft voor het eerst afgeklokt met een positief mutatieresultaat.   Wervingsgesprekken bij mensen thuis of aan de telefoon zijn al enkele jaren een beproefde en vaak gebruikte strategie. Dat er op onze dienst werving een tweetal jaar gelden ook een luik B2B werd toegevoegd is minder gekend. Welke rol B2B in het wervingsverhaal speelt legt Stijn Zwarts graag uit.   Lont: B2B wat moet ik me daarbij voorstellen? Stijn: B2B is een samenwerking tussen CM en bedrijven die mensen uit het buitenland te werk stellen. Mensen die voor de eerste keer in België beginnen te werken moeten ingeschreven worden bij een mutualiteit. Om die inschrijving vlotter te laten lopen én te zorgen dat die mensen in orde zijn met hun mutualiteit gaan wij samenwerken met die bedrijven.   Lont: Hoe gaat dit in zijn werk? Stijn: Wij krijgen lijsten van de landsbond met bedrijven op waar veel mensen uit het buitenland zouden werken. Dat kan bijvoorbeeld over dienstenchequebedrijven gaan. Ik bel die bedrijven op en vraag in de eerste plaat of ze effectief mensen uit het buitenland te werk stellen. Is dat zo, dan probeer ik een afspraak te maken en ga ik langs. Maar eigenlijk zouden deze afspraken of potentiele afspraken best door de consulenten gemaakt worden. Dat gebeurt nu nog te weinig.   Lont: Dat begrijp ik niet. Als je lijsten krijgt van de landsbond, waarom moeten de consulenten dan die afspraken maken? Stijn: Stel dat een buitenlander aan het loket komt om zich in te schrijven, dan is hij dikwijls niet alleen. Hij brengt zijn werkgever of een collega mee die Nederlands spreekt. Op dat moment zou er bij de consulent een belletje moeten gaan rinkelen. Heel waarschijnlijk heeft dat bedrijf nog mensen uit het buitenland in dienst of gaat het er nog in dienst nemen. Als de consulent dan de gegevens van dat bedrijf noteert en aan mij doorgeeft, kan ik contact opnemen met dat bedrijf, CM voorstellen en in het beste geval alle werknemers uit het buitenland tegelijk inschrijven. Op die manier kunnen we dus de consulenten in de toekomst een beetje ontlasten.   Lont: Tegelijk inschrijven? Stijn: Inderdaad. Vanuit de landsbond is het hele B2B-verhaal uitgewerkt. De landsbond heeft een programma, Modex (online-tool ontwikkeld) voorzien. Dit is een soort script waar elk bedrijf met zijn eigen gegevens kan inloggen. In Modex zijn er een aantal vaste zaken die moeten ingevuld worden, zoals naam, adres, bankrekeningnummer. Met Modex kunnen dan de aansluitingsdocumenten, bewijs van tewerkstelling, afgedrukt worden. Dan kunnen die gehandtekend en ingescand terug aan mij bezorgd worden. Dan regel ik samen met onze dienst ledenbeheer de hele inschrijving verder. Naar bedrijven toe is het trouwens een prima service dat ze met al hun vragen bij één contactpersoon terecht kunnen. Ze hoeven niet te bellen naar het contactcenter waar ze allicht steeds iemand anders aan de lijn krijgen. Nu bellen ze mij op, ik weet waarover het gaat en ik maak alles in orde voor hen.   Lont: Jij belt bedrijven op, gaat langs. Maar hoe verkoop jij CM? Stijn: Op zich is dat niet zo moeilijk. Binnen die grote groep van bedrijven zijn er heel wat bedrijfsleiders of personeelsdiensten die het belang van die werknemers willen verdedigen. Omdat ze willen dat die mensen dezelfde rechten krijgen. Zo’n bedrijf wil zekerheden en dat kunnen wij hen bieden als CM. Door de ziekenfondszaken rechtstreeks met ons te regelen bieden ze een extra service aan hun werknemers. Maar bovenop deze service is er een extra stimulans onder de vorm van een financiële vergoeding per inschrijving waar bedrijven voor kunnen kiezen. Kunnen, want dit hoeft niet. Sommige bedrijven kiezen ervoor om dat niet aan te nemen. Ze willen niet aan een bepaalde zuil gelinkt worden op die manier.         Lont: Een financiële stimulans? Wat moet ik me hier dan bij voorstellen? Stijn: we willen bedrijven die hun werknemers bij CM inschrijven een kleine financiële compensatie geven. Dat gaat niet over grote bedragen. Vijftig euro voor de eerste tien inschrijvingen per jaar en vanaf de elfde geeft CM een vergoeding van vijfenzeventig euro. Deze regeling geldt trouwens voor alle CM-ziekenfondsen in het kader van de B2B-werking. Ze is er onder meer gekomen omdat concurrerende ziekenfondsen ook incentives geven aan bedrijven   Ik ervaar weinig concurrentie al hoor ik van mijn Antwerpse collega wel andere verhalen. De bedragen die andere mutualiteiten hanteren liggen dikwijls hoger. Daarom spelen wij onze service uit. Wij zijn het enige ziekenfonds met een online inschrijftool. Vroeger mocht je als CM-ziekenfonds zelf bepalen wie je wat gaf en of je de vergoeding ter sprake bracht. Dat is ondertussen via de landsbond allemaal gelijk gesteld, wat ook het beste is. Vroeg of laat komen zo’n zaken uit en dan maak je geen al te beste indruk.   Lont: En dat werkt? Stijn: Dat werkt! Er zijn maar heel weinig bedrijven die niet instappen. Dikwijls gaat dat dan over bedrijven die per jaar een of twee inschrijvingen doen. Ze vinden het dan niet de moeite.   Lont: Hoe is het hele B2B verhaal ontstaan? Stijn: CM is enkele jaren geleden gestart met twee pilootprojecten. Een in Limburg en een in Antwerpen. Ikzelf ben zo’n twee jaar geleden gestart als werver B2B. Jelle Vanderpoorten had wel al de eerste stappen gezet om te bekijken of er voor ons verbond potentieel was. En dat bleek zeker zo te zijn. Momenteel zijn alle verbonden hiermee bezig en worden we aangestuurd vanuit de landsbond. Om de zes weken ongeveer komen we samen en bekijken we de mogelijkheden, overleggen we hoe we bepaalde zaken gaan aanpakken. Dan geven wij bijvoorbeeld door aan de landsbond welke bedrijven we willen aanpakken. De landsbond zorgt dan voor lijsten waarmee wij aan de slag kunnen. Er is dus wel wat sturing vanuit de landsbond, al ligt de praktische invulling wel bij ons.   Lont: Bij bedrijven die werken met buitenlanders denk ik vooral aan bouwbedrijven en dienstenchequebedrijven. Klopt dit? Stijn: Dat hangt er eigenlijk sterk van af. Er zijn heel wat internationale bedrijven. Het is wel zo dat het merendeel inderdaad dienstenchequebedrijven zijn. De bouw is dan weer een heel ander verhaal net als de transportsector. De mensen die hier in de bouw komen werken zijn dikwijls geen werknemers maar zelfstandigen uit Polen. Het zal dus een uitdaging blijven om mensen te vinden die hier op de payroll staan en dus bij een Belgisch ziekenfonds moeten ingeschreven worden. Mensen die hier werken maar door een buitenlands bedrijf betaald worden, betalen hier geen sociale zekerheid en kunnen dus niet bij een ziekenfonds ingeschreven worden. Het mooiste voorbeeld hiervan waren Polen in die in de transportsector werkten. Ze staan op de payroll van een Portugese firma maar rijden wel voor een Belgische firma. Hierdoor zijn deze mensen onderworpen aan de Portugese wet. Het is heel moeilijk om bedrijven duidelijk te maken dat het niet over deze mensen gaat. Dat wij daar niets mee kunnen.   Lont: Moeten mensen een bepaalde tijd aan het werk zijn in België? Stijn: Neen, als het een vast contract is kan dit al vanaf dag een. Natuurlijk zijn er mensen die het hier na een week al niet meer zien zitten. Soms lukt het niet voor de werkgever. Dan kunnen we die inschrijving natuurlijk ook direct terug stopzetten. Er is wel een verschil met seizoensarbeid, deze mensen moeten altijd via CM Limburg ingeschreven worden.   Lont: Waarom moeten mensen die seizoensarbeid verrichten ingeschreven worden bij CM Limburg? Stijn: er is een overeenkomst tussen CM en de Boerenbond om alle seizoensarbeiders via CM Limburg in te schrijven. Seizoensarbeiders hebben een erg specifiek statuut met een complexe wetgeving. CM-Limburg is hét aanspreekpunt voor deze doelgroep.   Lont: Welke rol speelt B2B in het hele wervingsverhaal? Stijn: Sowieso gaan we, als we een overeenkomst hebben met een bedrijf, heel wat nieuwe leden in een keer kunnen inschrijven. Zo hebben we een overeenkomst met een Nederlands bedrijf, waar we ongeveer 250 nieuwe inschrijvingen per jaar uithalen wat maakt dat we een vaste instroom van nieuwe leden hebben. Ga ik een mutatie maken, dan heb ik één, in het beste geval twee handtekeningen. Linken we onszelf aan een bedrijf, dan heb je in een klap tien, twintig nieuwe leden, waarvoor ik maar een keer moet langsgaan. Er zit trouwens ook een mutatietool in Modex. Dus, als een bedrijf al een aantal buitenlandse werknemers bij een andere mutualiteit heeft ingeschreven en dan met ons een samenwerking aangaat, kunnen die ineens muteren. Als die mensen dat willen natuurlijk. Op jaarbasis schrijven we zo’n driehonderdvijftig nieuwe leden in via de B2B-werking   Lont: Hoe zie jij de toekomst? Stijn: Waar ik in de toekomst vooral aan ga werken zijn de collega’s, de consulenten voornamelijk en ledenbeheer. Ik ga hen er op blijven wijzen dat ik effectief werk bij hen kan wegnemen. Het is belangrijk dat als er een buitenlandse werknemer aan het loket komt ze standaard aan mij denken, zodat ik ook met dat bedrijf contact kan opnemen. Dus ja, ik hoop een grotere toevoer van de consulenten.   Lont: Bedankt voor de verhelderende babbel!    

Helga Van Aken
15 0

Rijk worden met duivenmelken is als de lotto winnen

  Rijk worden met duivenmelken is als de lotto winnen   Duivenmelkers zijn oude mannen in stofjas. In niets lijkt Tom Iwens op het beeld dat de meeste mensen hebben van een duivenmelker. Een wat vreemde hobby voor iemand die nog ver van zijn pensioengerechtigde leeftijd is volgens velen. Een passie voor Tom.     Lont: Tom, bij ‘duivenmelker’ denk ik aan een oudere man in een stofjas. Dat ben jij allesbehalve. Hoe kom je erbij om duivenmelker te worden? Tom: Ik wou uit de pas lopen (lacht). Nee, mijn vader is duivenmelker, ik speel samen met hem. Mijn grootvader was duivenmelker, mijn overgrootvader. Het zit in de familie. Op een zondag, ik was twaalf jaar en me aan het vervelen, we moesten niet sjotten. Ik liep wat over straat en zag ons ma op het kot staan. De duiven vielen, ze pakte die en deed de rek uit. Hoe die duiven thuis kwamen, ik vond dat echt knap. Daar zat vitesse achter. Toen ben ik onze pa beginnen volgen.   Lont: Je sprak daarnet over ‘ne rek’. Tom: Vroeger had je een klok, dat weet je misschien? Je zag al die oude mannen met hun klok naar het café lopen. Toen hadden al de duiven ‘ne rek’ aan. De dag voor een wedstrijd komen alle duivenmelkers naar het duivenlokaal, de duiven krijgen een rek aan, en die vertrekken naar de wedstrijd. Daar aangekomen worden de duiven gelost en die vliegen naar huis. Als de duiven dan thuis aankwamen deed de duivenmelker die rek uit en stopte die in de klok. Zo kon je zien op welk uur, minuten en seconden de duif was binnen gekomen. Nu hebben duiven een chipring aan. Duiven worden nu bij de inkorving elektronisch gechipt. Als de duiven nu thuiskomen worden ze terug gechipt. We hebben een “kaske”. Daarmee gaan we dan naar het lokaal en daar worden alle resultaten dan uitgeprint. Je moet als duivenmelker zelf niets meer doen. Vroeger moest je elke duif bij thuiskomst pakken, die rek afdoen. Dat was echt zenuwslopend. Als je korte afstanden speelt, dan telt elke seconde. Je moest rap zijn maar ook zorgen dat de duiven niet schrikken want de week erna moeten ze wel terug goed binnen komen. Nu moet je niets meer doen, allez, je moet wel proberen om ze snel binnen te krijgen want ze moeten nog gechipt worden.   Lont: Ben jij de enige jonge man die dat doet? Tom: Nee, maar het is wel zo dat er maar heel weinig jonge mensen bij komen. Zo’n 60 à 70% zal 70-plus zijn, en dan ben ik nog positief. (lacht) Maar er zijn ook nog wel gasten van in de dertig. Ik ken er zelfs die jonger zijn, die nog geen 20 zijn. Er zijn zelfs meisjes van 17 die met de duiven spelen. Meestal leren ze het ook van vader op zoon/dochter. Alles op jezelf leren is moeilijk.   Lont: Dat geloof ik best. Ik ken er zelf niets van. Ik denk, je hebt een kot, je doet dat deurtje open en de duif is weg. Tom: Wij hebben kwekers. Dat zijn duiven waarmee we kweken. Tegen elke winter worden die gekoppeld, niet logisch want vogels broeden niet in de winter. Na het seizoen, dat loopt van eind maart tot begin oktober, komen de duiven in de rui en dan begin ik al te denken welke duiven ik ga koppelen. Die mogen niet kiezen. In de winter kweek je dan. Die jongen, als ze 24 dagen zijn, een dikke drie weken, zet ik apart op een hok. Op die leeftijd moeten ze alles zelf al kunnen. Ze zijn dan ongeveer zo groot als een volwassen duif. Als die een maand zijn, komen die al buiten. Dan kunnen ze vliegen. Meestal doen ze dat nog niet. Ze kunnen in elk geval de buurt al verkennen. Daarna zet ik het raam van het kot al eens open. Dat is een bak die ik zelf moet openleggen. Ik laat ze dan de eerste twee dagen wat naar buiten kijken. Ze kunnen niet weg, maar ze kunnen de omgeving al zien. Dan komen ze buiten. Meestal zitten ze dan gewoon op het dak van het kot. De eerste keer dat ze dan opvliegen is wel een bang moment. Duiven vliegen in groep. De eerste keer niet, die vliegen overal. Dat is nieuw, die verschieten. Je kan dan al wel eens eentje kwijt raken. Op die manier gaan ze altijd maar verder en verder en komen terug. Een duif is eigenlijk super slim. Die komen terug naar huis.   Lont: En op de wedstrijden? Als zo’n duif ver van huis is. Hoe komen die dan terug? Tom: Om te eten en te drinken komt een duif naar huis. Die worden gemotiveerd natuurlijk om zo snel mogelijk te komen.   Lont: Motiveren? Moet ik dan denken dat jullie ze minder eten geven en ze met honger laten vertrekken? Tom: Op de korte vluchten, Quiévrain zullen er wel zijn die dat doen, maar dat bedoel ik eigenlijk niet. Je kunt op een aantal manieren motiveren. Weduwschap is er een van. Je geeft mannetjes mee, die zitten de hele week alleen en zien geen vrouwkes. De avond van inkorving tonen wij die vrouwkes, heel kort. Maar die duivers denken “Ow, als ik thuiskom zitten die klaar!” die haasten zich om zo snel mogelijk bij hun vrouwtje te zijn. Een andere methode is nest. Duiven die broeden of al jong hebben komen zo snel mogelijk naar huis want hun nest ligt alleen   Lont: Je speelt dus zowel met mannetjes als met vrouwtjes. Is er verschil in? Tom: Neen, ze vliegen even snel, al recupereren vrouwtjes sneller. Ik speel wedstrijden op grotere afstand. Ik geef mijn mannetjes maar om de twee weken mee, de vrouwtjes gaan elke week mee.   Lont: Ben je al duiven kwijt gespeeld? Tom: Er zijn drie categoriën. Je hebt de jonge duiven, jonger dan een jaar, dan heb je de jaarse, dat zijn duiven die een jaar oud zijn. En dan heb je de oude duiven, dat zijn alle duiven vanaf twee jaar, tot als het geen zin meer heeft. Bij de jonge duiven gaan natuurlijk de meeste verloren omdat de jaarlingen en de oude veel meer ervaring hebben. Het valt al bij al goed mee. Vanaf de winter tot aan het seizoen raak je de meeste duiven kwijt. Jonge duiven gaan steeds verder, komen in aanraking met andere duiven, vliegen daar met mee en raken hun weg kwijt. Dat is normaal. Ze moeten alles verkennen, je kunt ze niet uit de lucht scheppen hé! (lacht)   Lont: Je sprak daarnet al over selecteren voor de kweek. Op basis van wat selecteer je dan? Tom: Ik selecteer vooral op prestaties, dat is sowieso het belangrijkste. Wat ik ook wel doe is een broer of zus van een goede duif doorhouden. Het is dikwijls zo dat een broer van een goede duif, die zelf minder is, wel een goede kweekduif is. Ik selecteer ook in de hand. Een duif mag geen beperkingen hebben. Die moet perfect zijn. Qua spieren, qua zachtheid van pluimen, dat zijn allemaal zaken die bepalen of je duif lang kan blijven vliegen of niet. Als een duif mankementen heeft maar toch goed presteert, dan mag die natuurlijk blijven. Als een duif veel mankementen heeft, dan zijn dat meestal geen goede.   Lont: Voor mij is een duif een duif. Hoe voel je dat? Tom: Ervaring. Ik heb dat geleerd van mijn vader, van mijn grootvader. Ik lees veel boeken en op den duur voel je dat verschil echt. Elk jaar heb je veel nieuwe, jonge duiven. Het is plezant om die samen met mijn vader te keuren en te zien evolueren.   Lont: Je zei daarnet al even dat er ook vrouwen met de duivensport bezig zijn. Eerlijk? Ik had dat nog nooit gehoord. Tom: Ze zijn wel in de minderheid. Maar het is wel opvallend dat vrouwen meestal goed spelen. Ze zijn zachter. Ze doen dat met meer gevoel. Mijn grootmoeder was ook duivenmelker, samen met m’n grootvader. Als hij ging werken, mijn grootmoeder was huisvrouw, zorgde zij vooral voor de duiven. Dat was ongetwijfeld een factor van het succes.   Lont: Dan weet Dorien wat haar te doen staat. Tom: (lacht) Die krijg ik niet op dat hok.   Lont: Als ik je zo hoor vertellen krijg ik de indruk dat er veel tijd in kruipt. Tom: Dat kies je zelf. Maar als je het een beetje goed wil doen, dan kruipt er veel tijd in. Ik heb ambitie ja. Ik heb altijd de korte vluchten gespeeld, tot twee jaar geleden en eigenlijk best goed. Maar ik wou de langere afstanden, dat is de toekomst. Elk jaar vallen er duivenmelkers af en komen er weinig nieuwe bij. Binnen een aantal jaar, en dat gaat er sneller zijn dan de meeste denken, gaan die korte vluchten wegvallen. Duivenmelkers gaan zo ver uit elkaar wonen omdat er zo weinig zijn. Korte vluchten gaan niet meer deftig georganiseerd kunnen worden dus gaan ze sowieso naar verdere afstanden moeten. Ik heb daar nu al op ingespeeld omdat dat een heel andere soort duif vraagt.   Lont: Wat ik me altijd al heb afgevraagd. Hoe wordt winst of verlies bepaalt? Tom: Het afgelegde aantal meters per minuut is van belang. Met de windrichting wordt geen rekening gehouden omdat dat de week nadien anders kan zijn.   Lont: Je hebt daarnet al aangehaald dat er verschillende soorten wedstrijden zijn. Tom: Klopt. Je hebt er drie. Als eerste heb je de snelheid van zo’n 50 kilometer tot 300. Dan heb je de halve fond, van 300 tot 600 en al daarboven is fond. Dat gaat tot Barcelona, voor sommigen is dat 1100 kilometer. Daar mogen alleen oude duiven aan deelnemen. Dat is ook logisch omdat ervaring erg belangrijk is. Ik vind dat niet diervriendelijk. Een duif kan niet op 1 dag thuis geraken van zo’n afstand. Duiven moeten overnachten al zijn er die doorvliegen. Gek hé! Op zo’n lange afstand zijn de duiven toch bijna twee dagen onderweg. Ik speel tot 600 kilometer. Hoe lang ze dan onderweg zijn hangt een beetje af van de windrichting, dat maakt een groot verschil. Vorig jaar zijn er wedstrijden van acht uur geweest. In de zomer, warm, wind op kop, dat is zwaar. Op die manier gebeurt er een selectie. Duiven die dat niet aankunnen geef ik niet meer mee voor zo’n wedstrijd, anders raak je ze toch kwijt. Als ze wel goed zijn in korte afstand mogen ze die vliegen en anders tja…   Lont: Ik ga het dan toch maar vragen. Je weet zelf ook best dat er een aantal vooroordelen leven over duivenmelkers. Je kunt ze hierbij ontkrachten. Jullie zouden kattenhaters zijn. Als je duif niet naar behoren presteert eindigt ze in de kookpot. Tom: Ik zal beginnen met het eerste. Ik ben geen kattenhater, ik heb er dan geen ook last van bij ons in de buurt. Dat is zo’n cliché, al zullen er ongetwijfeld wel zijn. Ik eet geen duiven. Ik zou dat niet kunnen en al zeker niet als ik weet dat het de mijne zijn. Ik kan er wel redelijk wat verkopen aan andere duivenmelkers. Ik kijk ook naar de bloedlijnen. Want ook al heeft een duif niet gepresteerd, toch kun je er goede uit winnen. Ik probeer dat altijd zo op te lossen. Natuurlijk zijn er bij die tegenvallen en niet te verkopen zijn, dan doe ik die naar de poelier. Ik doe ze niet zelf dood. Maar toch, de kookpot voor een ander. Als ik dat niet doe en ik houd ze allemaal bij, dan heb ik op een tijdspanne van tien jaar meer dan 1000 duiven zitten. Daar heb ik geen plaats voor én dat is ook niet echt de bedoeling. Dan moet ik een bijjobke zoeken. Het is hard ja, maar je kunt niet anders.   Lont: De stofjas! Tom: (lacht) Ik heb een blauwe. Er zijn er ook die dat niet dragen maar het merendeel wel. Het is herkenbaar voor de duiven en het beschermt je kleren.   Lont: En hoe zit dat nu, worden jullie nu allemaal schandalig rijk? Tom: Was het maar waar dat we allemaal schandalig rijk worden. (lacht) Op de snelheid is dat al quasi uitgesloten. De halve fond en de fond, daar is meer interesse voor. Er zijn professionele duivenmelkers in België, een stuk of vijf en ja, die zijn zo rijk als de zee diep is. De meeste mensen krijgen nu natuurlijk het gedacht dat daar enorm veel geld mee te verdienen is, maar dat is zoals de lotto winnen. Zoveel kans heb je. In de Oosterse landen komt het heel hard op terwijl het hier achteruit gaat. Wist je dat er zijn die een prijsduif kopen, daar gemakkelijk 75 000 euro aan geven en die dan gewoon stellen? Gewoon om te kunnen zeggen dat ze die duif hebben. Spelen doen ze daar niet mee. Ze kopen die duiven om uit te kweken.   Lont: Nog een laatste vooroordeel, de doping. Tom: Vorig jaar zijn er twee gepakt. Het dopingreglement is enorm verstrengd, is totaal niet duidelijk, de testen kosten enorm veel geld. Maar er is heel weinig doping. In de jaren 90 was dat wel een enorm probleem, vooral de cortisonen. Dat werd gegeven om de rui tegen te houden. In augustus begint de rui maar dan waren er ook een aantal wedstrijden waar veel geld mee gemoeid was. Je moet weten dat een duif in de rui minder presteert. Er is toen een dopingreglement opgesteld en sindsdien zijn er heel weinig problemen. Een van die vorig jaar gepakt zijn riskeert een schorsing van drie jaar en een boete van 15 000 euro. Dat kan tellen.   Lont: Diegene die betrapt worden, is dat omdat ze het reglement niet kennen of toch dat ze hun duiven moedwillig doping geven? Tom: Dat is de vraag natuurlijk. Degene die betrapt is behoort tot de top in België. Het zou me dus verbazen dat hij het bewust gedaan heeft. Als je tot de top behoort dan weet je dat je vroeg of laat controle krijgt en tegen de lamp loopt. Enkele jaren geleden heb ik ook dopingcontrole gekregen. De controleurs, ze waren met twee, vroegen me om zes bepaalde duiven te zien. Die duiven worden dan elk in een mand met krantenpapier gezet. Daarna namen ze de meststalen mee. Soms, heel uitzonderlijk wordt er een staal van het drinkwater genomen.   Lont: heb je leuke anekdotes? Tom: Goh, ik heb al veel meegemaakt. Ik heb eens een duif gehad en die vloog 34 minuten van Quiévrain tot thuis. 91 kilometer. Dat is snel. Dat is zot. Toen was het stormwind mee. En ze was zelfs haar huis al voorbij gevlogen en had dus eigenlijk nog tijd verloren. Ik heb het eigenlijk nog niet uitgerekend hoeveel kilometer dat per uur is. Hoe snel een duif gemiddeld vliegt hangt af van de wind maar een duif kan toch 120 kilometer per uur halen.   Lont: Dank je wel voor de leuke babbel. Wie weet heb je wel collega’s warm gemaakt om ook duivenmelker te worden?      

Helga Van Aken
31 0