Ik ben heel goed in mijn zakken vullen. Iets minder goed in zakken uitladen. Dit is een fenomeen dat toch al wat bekend is onder de mensen uit de leeftijdscategorie: adolescent. Sommige mensen nemen deze eigenschap zelfs mee doorheen de rest van hun leven. Passioneel noem ik dat. Op dit moment probeer ik hier vanaf te geraken met de nodige afkickverschijnselen. Zo kan ik dus niet meer al mijn spullen terugvinden op dezelfde plaats, met name mijn rugzak. Nu moet ik alles gaan zoeken doorheen verschillende lades in mijn kamer, op verschillende woonplaatsen. Ik heb spullen bij mijn mama, papa, lief en op kot. Dus soms mis ik het gevoel van een pakezel te zijn en gewoon mijn hele hebben en houden over en weer te sleuren. Nee, rugpijn is niet leuk, maar dan ben ik tenminste zeker dat ik NIETS vergeten ben. Plus ik ben er van overtuigd dat het dragen van een aantal extra kilo’s niet slecht is voor je conditie.
Hoe dan ook, ik ben dus aan het proberen van mijn pakezel identiteit af te geraken en dat in ruil voor een efficiëntere levensstijl en hopelijk op lange termijn geen rugklachten. Om andere mensen te steunen die door deze moeilijke fase in hun leven gaan, heb ik besloten om een van mijn meest problematische dieptepunten met jullie te delen.
We begeven ons naar het begin van het schooljaar 2017-2018. Ik was toen juist gestart aan het derde middelbaar. Ter context: ik had de twee jaren daarvoor de studierichting KSO gevolgd (Kunstsecundair onderwijs). Toen ik naar het derde middelbaar ging had ik er echter voor gekozen om te veranderen van richting en humane wetenschappen een poging te geven. Ik had mijn zak alvorens van richting te veranderen NIET uitgeladen en ik betwijfel ten zeerste of ik die van het eerste naar het tweede jaar wel volledig heb leeggehaald. Kortom ik was op dat moment in het bezit van een rugzak die iets wegheeft van de paarse Dora rugzak. Je kon er echt alles en niets in vinden.
We zitten dus in de les wanneer de leerkracht een korte pauze aankondigt. Zeer nuttig want ons brein moet af en toe rusten. Uit het niets pik ik een gesprek op dat zich verder weg, achteraan in het lokaal afspeelt. Een van de meisjes van mijn klas had een zelfgemaakte sleutelhanger van een vriendin gekregen. Die sleutelhanger was gemaakt van ijzerdraad en was per ongeluk gebogen geraakt tussen haar spullen. Zij zelf wou die sleutelhanger terug in orde krijgen, omdat ze ’s avonds terug met die vriendin op de bus zou zitten en het lastig zou vinden om te moeten toegeven dat die al hersteld moest worden. Dus vroeg ze of iemand een haarspeld of pincet bij zich had, om de buiging terug te duwen. Nu draaide ik me terug om, begroef mezelf onder een halve zakinhoud, om daar het ideale materiaal uit te halen. Want wonder bij wonder meende ik mij nog te herinneren dat ik begin het schooljaar daarvoor een kunstwerk had moeten maken met ijzerdraad en ik dus nog steeds de ijzertang van mijn papa niet had teruggegeven. Ik wandelde dus met die ijzertang naar dat meisje en sprak de volgende woorden “Geen vragen stellen.”, terwijl ik de ijzertang aan haar overhandigde. Enerzijds misschien omdat ik echt geen zin had om uit te leggen waarom ik in godsnaam een ijzertang in mijn rugzak had zitten en anderzijds misschien omdat ik het grappig vond van een fascinerend figuur te zijn. Het meisje was zeer dankbaar en de sleutelhanger leefde nog lang en gelukkig. Einde.