Lezen

Reach Enlightenment 2

Random lessons: - To stay anchored in my own energy; Both feet being rooted to the floor.- To trust Jesus with my life and worry not.- To be in the here and now.- Fear comes from not knowing the unknown.- Detach from the outcome.- Let go of things you cannot control.- We get out of control, trying to control, what we cannot control.- God notices your small efforts, big crowds can never awknowledge.- Do not play fear-tactics.- Use a bubble around people keeping their energy theirs; They create their life.- The enemy uses fear, doubt, intimidation; The enemy is a liar.- The enemy is all bark and no bite. He seeks who'm he can devour.- Don't be defeated in the mind.- Protect your peace.- Give no room to the enemy.- Blessed by our enemies.- I talk how big my God is, not how big the enemy is.- I speak faith over fear.- Life is a mirror; Save someone, get saved. Hurt someone, get hurt. Have a good heart.- You cannot change people; Love them or leave them.- You allow what you tolerate.- Do the right thing even when not anyone watching.- Being humble get's us exhaulted.- Love them or leave them; Somtimes work on self instead of changing others.- Love isn't something we have to chase; We must attract. Turn within. Find your roots.- Even in a relationship, to have your own life. Self care must be applied in partnership.- Repent from sins. Take responsibility for own actions.- Own safety first, like in an airplane; First put own oxygen mask on before helping others.- Self acceptence.- You overcome evil by being good.- Despite; To love them anyway.- Love pays out.- Investing in self pays out.- Taking out the trash, pays out.

Daniël Bakker
0 0

Reach Enlightenment

Random lessons: - When in fear, either seek help or face the lion. Facing the problem is 90% mock charge.- The universe is fór us, so instead of being paranoid, be pronoid.- All evil works for good for those who'm love the Lord.- Verbalise positive for a positive life. Speak trouble and attract more problems.- A tool against negative voices: Stay grounded with your feet on the floor in the here and now.- You become what you speak. Speak uplifting, I am beautiful, I am kind, I am talented.- You move towards your most dominant thought. I am love. I am healed. I am strong.- Keep your karma clean by biting your tongue, not react. Stay kind or silent, for example.- Love yourself; Sounds easy, but take every day some time to make 'you' happy.- Don't drain yourself giving all your time, energy, love, heart away. Give to self.- Work on self for a better life. Change our thoughts and change our life.- Depression? Faith; What goes down must come up. Try be thankful for little things.- Stop self critique. Be good to yourself, treat yourself really, really good.- The better you treat yourself, the better you treat others.- Turn the other cheek. People maybe have problems they have, be kind.- People merely love you at the level they love themselves. They never had it, cannot give it.- Don't give other people control over your emotions. You must control how you feel.- The only way to get rid of darkness is to turn on the light.- For better relationship and a deeper love, start with self. Invest in self.- Jesus also loves you if your angry.- Don't let people spike you with blame for you reacting to their abuse. = Gaslighting.- Love yourself enough to walk away from situations or people harmful to us.- Quit smoking isn't just quit smoking. It is creating new path ways to deal with stress.- If you feel alone, God and you are the majority. Him being for us, who can be against us.- Prayer has scientificaly been proofed to change our brain.- Our thoughts determine our reality; Be deaf to the negative.- Let negativity slide off like a Tefal pan, let it fall on deaf ears making them die stillborn.- You decide what you dwell on; Trash? Drop it imidiatly, like a catheter. Release toxins.- Believe in yourself, faith like a mustard seed can move mountains.- Famous people have put in continious effort. Want fame? Work and live your passion.- Life is energy. You attract what you constantly think about.- You can not fix someone, or be responsible for their life, thoughts and actions.- Love them or leave them; To not confront people with their mistakes. Grow compassion.- Being thankful is the best thing ever to do. Be thankful.- It is possible to leave the ghetto and reach modern life, wish it and take one step at a time.- The only way to stop an addiction is if it's done voluntarily.- Where focus goes, energy flows. Focus on problems, attract problems.- Want to change your life? Change starts within.- No sin too big for God not to forgive.- Never ever blame yourself. Your self hate you attract through others.- Change your thoughts, change your life.- Believe you are worthy of a better life.- Don't settle for less then you are worth.- Be mindful what you believe. Never talk negative, talk your beautiful and you move there.- Being rich is a feeling, not a destination.- Happiness should be the journey, not the destination.- Don't live for applause. Clap for yourself.- Painful situations aren't to punish us, but to shape us.- Don't seek validation from an outside source. People change. People withdraw.- Believe what God says about you: You are a master piece created in the image of God.- Learn to accept your piece of the puzzle. Each has their own uniqueness, find yours.- Each minute spend complaining could be spend building ourself up.- Living in survival mode? Trouble is temporary. God pays back double for what you lost.- The bigger the level, the bigger the devil.- Validate yourself. God sometimes isolates His chosen ones to deepen their faith.- God loves you including flaws. Jesus loves like no man on Earth can.- Not anyone can hurt us; The only enemy you got is your own karma.- First fill your own cup until you overfloweth. From an empty cup they cannot drink.- Try and connect to your own roots, not giving other people control over your emotions.- You are responsible for how you respond or react; Let them.- What you believe about yourself, you attract.

Daniël Bakker
0 0

Een Schitterend Wit

          Ik heb een boekje gelezen.           Boekje.           77 pagina’s. A-5 formaat. Lettergrootte 12, op zijn minst. Gewicht: 100 gram. Zelf gewogen. Op de keukenweegschaal. Wat voor iemand ben je wanneer je boeken gaat wegen op je keukenweegschaal?           Het paste precies in de zak van mijn jas. Ik stapte de tram op aan de beginhalte, eindhalte voor wie van de andere kant komt. Ik ging zitten en sloeg het open.          ‘Ik reed weg. Het deed goed. De beweging deed goed. Ik wist niet waar ik heen zou gaan. Ik reed gewoon. Ik was gegrepen door verveling, ik die me anders nooit verveelde was gegrepen door verveling.’          Veel ikken, vond ik. Het voelde alsof ik die ik was. Reed ook ik immers niet weg? Dat deed goed. Ook ik was vertrokken zonder doel. Strikt genomen wist ik natuurlijk wel waar de tram naartoe zou gaan, maar een bewust gekozen bestemming, neen, die had ik niet. Waarom deed ik dat? Misschien wel gegrepen door verveling. Zou best kunnen, terwijl ik me anders nooit verveel. Ik weet niet hoe dat moet, je vervelen.           Vast zijn er onderweg mensen de tram ingestapt. En er ook weer uitgegaan. Dat moet haast wel. Ik heb het niet gezien. Ik reed mee met de man in het boek. Die reed met de auto zomaar nergens heen. Tot hij niet meer verder kon. Hij sukkelde een landweg in, raakte vast in de modder, kon niet meer voor- of achteruit. Toen begon het ook nog te sneeuwen.          De man stapte in het donker het bos in. Waarom doet een man zoiets, hulp zoeken in een donker bos in een barkoude winternacht? Hij wist het niet, hij deed het gewoon. Mensen doen vaak dingen zonder precies te weten waarom. In dat aardedonkere bos komt een licht hem tegemoet. Een wit licht. Geen gloei- of spaarlamp, geen lantaarn of kaars, geen mens. Gewoon een licht. Een omtrek, een schijnsel. Een schitterend wit licht.           Als u wil weten wat er dan gebeurt, moet u het boek maar lezen.            Aan de eindhalte, de beginhalte voor wie aan die kant opstapt, zat ik helemaal alleen op de tram. Het boekje op mijn schoot. De bestuurder liet me. Misschien had hij me niet gezien. Misschien zitten er wel vaker oude mannen of vrouwen met een boek op hun schoot op zijn tram. Mensen gegrepen door verveling die zomaar even nergens naartoe willen gaan. Misschien leest hij zelf graag een boek. Dan weet hij dat wie leest liever niet gestoord wil worden.           Een Schitterend Wit.           Zo heette het boekje. De naam van de auteur is Jon Fosse. Jon. Niet John, zoals ik lang heb gedacht. Dus ook geen Amerikaan. Ik weet niet waarom ik dacht dat Fosse een Amerikaans schrijver was. Jon Fosse is een Noor. Hij is een jaar jonger dan ik en won enkele jaren geleden de Nobelprijs voor Literatuur. Ik dacht altijd dat die prijs alleen maar werd toegekend aan schrijvers van dikke boeken, turven van een kilogram of meer, met zinnen van twee tot negen pagina’s lang waarvan de kop zich ergens in het midden bevindt en de staart vooraan. Ingewikkeld, moeilijk, erudiet. Dat je als lezer zegt: Wauw! Wat is die mijnheer of mevrouw slim! Wat heeft die de materie tot op het bot uitgebeend! Wat heeft die die vertelling mooi gestileerd! En zo meesterlijk verwoord! En dat Bob Dylan daarop dan de uitzondering was. Al begrijp je daar vaak ook veel niet van.          Jon Fosse schrijft in korte, haast kinderlijke zinnen. Droog. Mededelend. Soms een vraag, wel met een punt achteraan, geen vraagteken.          ‘Ik zeg: wat wil je van me – en de gedaante geeft geen antwoord. Ik zeg: wil je dat niet vertellen. En de gedaante zegt: ik kan het niet vertellen. Ik zeg: waarom niet – en de gedaante geeft geen antwoord.’           Toen de tram opnieuw de plek bereikte die voor mij beginpunt was en voor anderen het einde, had ik het boekje helemaal uit. Ook op de terugweg zijn er vast weer mensen ingestapt en ook weer uitgegaan. Dat moet haast wel. Ik heb het niet gezien. Ik heb de tram nergens halt weten houden. Weet niet wanneer we onder de grond gingen en er weer bovenuit kwamen. Vraag me niet of het geregend heeft of de zon geschenen heeft. Ik weet het niet. Ik was gewoon een man in een donker bos op een koude winternacht die het licht gezien heeft. Een schitterend wit licht.           Een schitterend boek.           Boek.

Erik Herbosch
10 2

"Hoe ga ik me hierover voelen als ik later tachtig ben?"

Heel lang probeerde ik het leven juist te leven. Ik probeerde in alles telkens de meest moreel-ethische keuze te maken. Ik trachtte op een bepaalde manier bijna te leven als een geestelijke, vrij van blaam of egoïstische beweegredenen. Ik dacht dat het juiste doen betekende: in ieder moment de menselijke representant zijn van de top-5 aan christelijke waarden. En ik ben niet eens gelovig. Ik deed dat niet omdat ik noodzakelijk een goed mens wilde zijn, ik deed het eerder uit angst om verkeerde keuzes te maken.  Gaandeweg kwam ik erachter dat je het leven ook kan invullen als mens. Dat je eigenlijk alleen maar bezield kan leven door authentiek te zijn. En hoe ontdek je je eigen authenticiteit?  Door ervaring opdoen. Door te experimenteren met dingen. Met dingen, bestemmingen, bezigheden, mensen, … Hoe anders kan je jezelf wérkelijk leren kennen? En hoe anders kan je keuzes maken die écht vertegenwoordigen wie jij bent? Ondertussen onderwerp ik mezelf aan twee specifieke innerlijke dialogen als ik ergens een beslissing over moet nemen. Bij grote of moeilijke keuzes is er altijd één zin die zich aandient. Ze luidt: Hoe ga ik me hierover voelen als ik later tachtig ben?  Ze klinkt eenvoudig, maar het is een zin die me in één klap herinnert aan de eindigheid van het leven en die daardoor de keuze die voor me ligt, in perspectief plaatst.  Mijn tachtigjarige wijze zelf glimlacht altijd vol vertrouwen naar me als ik beroep op haar doe. Ze heeft haar angst voor foute keuzes lang geleden achter zich gelaten en ze kijkt graag terug op een rijk leven. Rijk aan ervaringen. Het zou haar ten zeerste tegenstaan spijt te hebben van zaken. Ze vindt het ongetwijfeld erger om spijt te hebben van ongedane zaken dan van “fouten”. Ze gelooft niet in fouten. Enkel ervaringen. Ze weet dat je jezelf nooit kan verliezen en dat alles wat je meemaakt, alles waar je op welke manier dan ook voor kiest, voortkomt uit onvermijdelijkheid: wat je ook kiest, het is die weg die je zal vormen zoals de bedoeling is.  Als de keuze die ik moet maken kleiner is en betrekking heeft op het dagdagelijkse gebeuren, is de vraag die ik mezelf stel: Waar word ik blij van? Als ik op zaterdag wakker word en ik heb geen planning, enkel tijd, vraag ik mezelf waar ik blij van word. Als er meerdere opties zijn, vraag ik: Waar word ik het meest blij van? Dan luister ik naar het antwoord en volg die weg.  Ik hou niet meer van te grote en te ruime vragen als “Wat is uw roeping?” of “Waar zie je jezelf binnen 5 jaar?”  Binnen 5 jaar? Ik weet niet eens wat ik volgend weekend wil doen.  Ik vind het meer dan genoeg om volmondig “ja” te kunnen zeggen op de dag die voor me ligt.  Vroeger dacht ik dat ik van uitgestippelde routes hield. Tegenwoordig vind ik het zo ongeveer het meest beperkende wat er bestaat. Ik vind het net leuk om niet te weten wat er voor me ligt: het helpt me om in het nu te blijven.  Ik ga ervanuit dat als je iedere dag volgt wat je ziel je ingeeft -waar je van aan gaat- je wel zal merken hoe je pad eruit ziet als je achterom kijkt.   

Ellen Tomaluk
10 1

Kletterende wandelstokken: hoe het ego een verhaal nodig heeft

Dat verhalen de wereld maken en hoe ze zowel voor verbinding als verdeeldheid kunnen zorgen: daar wil ik het nog eens over hebben. Ik besef dat mijn wereldbeeld en alle dagelijkse interpretaties deel uitmaken van een verhaal dat ik mezelf aan het vertellen ben. Het is een vertelling die voor mij centraal staat; er lijkt momenteel geen alternatief te zijn dan het creëren en beleven van dit levensverhaal. Maar het is tegelijk ook ‘maar’ een verhaal, te midden van ontelbaar veel andere persoonlijke verhalen. Ze komen allemaal voort uit persoonlijke ervaringen en allemaal zijn ze even veranderlijk en vergankelijk. In essentie zijn we natuurlijk veel meer dan personages in een verhaal, maar in materiële interacties komt het hier wel op neer. In mijn tekst getiteld ‘Dit is een verhaal over de verhalen van de wereld’ had ik het over het onthechten van verhalen, iets dat ik niet als evident ervaar, maar waarin ik wel blijf oefenen. Vooral in bepaalde contexten, wanneer ik merk dat mijn verhaal een natuurlijke stroom belemmert. Mijn eigen verhaal kan me soms in de weg zitten. Het kan ook anderen triggeren en afstoten, waardoor ze me zouden kunnen veroordelen en uitsluiten. Vooral dit laatste idee is bij mij en vele anderen gekoppeld aan trauma. Een trauma dat vele generaties teruggaat. Denk maar aan heksenverbrandingen, waar niets anders dan verhalen aan de basis lagen. Wanneer veronderstellingen verhalen worden, kan het gevaarlijk worden. Ik mocht onlangs nog eens voelen hoe het is wanneer verhalen tegen elkaar aan schuren of botsen en niet compatibel zijn. Ik constateerde dat mijn wereldbeeld schril afstak tegen het wereldbeeld van mijn gesprekspartner. Met een human design als projector is het voor mij een automatisme om me in het standpunt van de ander te plaatsen, en zo hoorde ik mezelf een aaneenschakeling van schijnbaar vergezochte fantasieverhalen en complottheorieën verkondigen. Het was natuurlijk onmogelijk om decennialang persoonlijk onderzoek en al de (soms schokkende) bevindingen daarvan even samen te ballen en aan haar over te brengen. Ik ben zelf doorheen verschillende fases gegaan om tot zo’n verhaal te komen, heb op momenten alles weer verworpen en ben opnieuw begonnen, om dan later weer op hetzelfde punt uit te komen. Ik wil maar zeggen: de vorming van mijn huidige wereldbeeld was een intens proces, gestoeld op ratio, emotie en intuïtie. Het is een wijdvertakt gegeven, diep geworteld in mijn persoonlijke ervaring. Ik kan het dus niet zomaar ter plaatse samenvatten voor iemand die een ander proces heeft doorleefd en afwijkende, of zelfs polaire, bevindingen heeft. Ik merk nu op dat ik in deze tekst ‘wereldbeeld’ en ‘persoonlijk levensverhaal’ als inwisselbare termen gebruik en sta even stil bij het verschil tussen beide. Het lijkt dat het wereldbeeld ontstaat vanuit het levensverhaal. Maar er is wel een verschil in focus: het levensverhaal is persoonlijk en intern, terwijl het wereldbeeld een projectie naar buiten is. Het levensverhaal kan natuurlijk bepaalde keuzes bevatten die gelinkt zijn aan een specifiek wereldbeeld. De interne en de externe wereld vloeien als twee delen van hetzelfde geheel door elkaar heen. Dat maakt dat wanneer iemand jouw wereldbeeld veroordeelt en afwijst, het als een persoonlijke afwijzing kan voelen. En dat het ego in actie schiet wanneer er een bedreiging van het ‘zelf’ wordt gedetecteerd. Het persoonlijke verhaal en het bijbehorende wereldbeeld, dat met vallen en opstaan en tal van confronterende processen en trauma’s tot stand kwam, dient verdedigd te worden. Want voor het ego is er niets waardevoller en juister dan dat. Het heeft moeten lijden om tot die informatie te komen. Wanneer het ego geen ruimte laat voor enige twijfel en het eigen verhaal voor absoluut waar neemt, is er geen diepgaande zelfreflectie. Geen nederige speling voor de mysteries die het ego overstijgen. Zelf zoek ik nog naar een balans tussen ‘zelfverzekerdheid’ en de wetenschap dat ik niets weet. Misschien mondt dit uit in zelfverzekerd zijn in het niet-weten, wie zal het zeggen. Ik ben echter wel overtuigd van mijn gevoelsmatige weten, terwijl ik besef dat ik vanuit deze menselijke ervaring eigenlijk in het duister tast. Het persoonlijk verhaal wordt ondoordringbaar en gewichtig als alles erop wordt ingezet. Ik wil mijn eigen verhaal graag licht en poreus houden door te beseffen dat ik niets zeker weet. Ik beschik wel over een gezond functionerend ego dat een heel verhaal over hoe deze realiteit mogelijks in elkaar zit passioneel kan ophangen, maar ik (de ‘ik’ die zich niet identificeert met dat ego) onthecht mij van verhalen, omdat het ‘slechts’ verhalen zijn. Omdat de essentiële vorm- en naamloze identiteit oneindig veel verhalen kan bedenken, maar nooit een verhaal zal zijn. En alle creaties van die essentie zijn evenwaardig, dus waarom strijden als niets in wezen ‘juist’ of ‘fout’ is? Elk verhaal is een ervaring die voortkomt uit dezelfde bron. Het is dezelfde kunstenaar die alle mogelijke scripts schrijft, beleeft en met elkaar laat concurreren. Op het moment waarop ik mijn hele verhaal zo zorgvuldig mogelijk, en tegelijk voorzichtig aftastend tot waar ik kon gaan, uit de doeken stond te doen tegen een ‘andersdenkende’, kon ik de grens tussen ego en essentie scherp onderscheiden. Vanuit die essentie zag ik twee zielen van dezelfde bron en met dezelfde liefdevolle uitgangspunten en intenties, enkel met afwijkende verhalen en interpretaties in de materiële realiteit. Vanuit ego voelde ik de angst voor afwijzing en de noodzaak om mijn verhaal te staven, te verantwoorden en te verdedigen. Het was leerrijk om diverse delen van het wezen dat ik hier belichaam te ervaren tijdens zulke confrontatie. Er is natuurlijk een weg afgelegd om op het punt te komen dat ik kan uitzoomen op het moment dat mijn ego in actie schiet. Het onthechten van de ‘zelf’ is wat mij betreft een cruciale fase in zelfontwikkeling. Ik kan nu mijn ego met mededogen aanschouwen als een deel dat instaat voor mijn bestaan in deze materiële levenssimulatie. Het is het deel dat mijn grenzen aanduidt en mijn bestaansvorm afbakent te midden van andere bestaansvormen. Het ego heeft houvast nodig, maar het ego is anderzijds niet het houvast waarop ‘ik’ wil steunen. Het houvast dat mijn ego nodig heeft om zijn rol in deze realiteit goed te kunnen vervullen, is een idee van hoe de dingen in elkaar zitten: een zelf- en wereldbeeld. De metafoor van een wandelstok kwam daarbij naar voren; een persoonlijk verhaal en wereldbeeld zijn een houvast om hier te navigeren, iets om op te steunen tijdens de wandel op het levenspad. Mensen die constateren dat hun houvast gelijkaardig is, laven zich aan herkenning en erkenning. Wandelstokken worden vergeleken en vertonen dezelfde sporen van slijtage, bestaan uit dezelfde materialen en decoraties. Maar wanneer ego’s merken dat het houvast van de ander aanzienlijk anders is, ontstaat al snel de neiging om die stok omhoog te tillen: om ermee te wijzen, zwaaien, schermen of zelfs slaan. Ze gaan er daarbij vanuit dat ze hetzelfde pad bewandelen en dat er voor dat pad maar één geschikte wandelstok bestaat. Allebei zijn ze overtuigd van de juistheid van hun houvast. Dat is wat polarisatie is: tegen elkaar kletterende en hard neerkomende overtuigingen. Totalitarisme is dan weer wanneer bepaalde overtuigingen geen houvast meer zijn, maar knuppels zijn geworden om andere overtuigingen mee neer te slaan. Ik wil mijn houvast dicht bij mij houden, liefst ook uit het zicht van anderen. De verhalen die voor mij steek houden en houvast bieden, hoeven niet verdedigd, verspreid of verheerlijkt te worden. In het beste geval zijn ze niet langer na te vertellen omdat ze zodanig opgaan in mijn gevoelswereld en intuïtie. Het zijn dan geen verhalen meer, maar bewust doorvoelde toestanden in dit bestaan, die komen en gaan als golven. Zonder overtuigingen of woorden kan ik voelend weten wat voor mij klopt. Al is het verleidelijk voor de schrijver in mij om al die innerlijke beweging toch te proberen vertalen naar woorden. Er is ook de voldoening wanneer dat ergens ook maar een beetje lukt. Het ego dat dan juicht als het iets in een vorm kan vatten die anderen kunnen herkennen. Er is een ‘ik’ die mijn ego laat spelen en de dingen laat doen waarvoor het ‘gemaakt’ is. Maar er is ook een ‘ik’ die het ego op gepaste tijden overstijgt en tot de orde roept. Het lijkt een beetje op een moeder-kindrelatie. Het ego heeft zijn functie, tijd en plaats. Het is in deze aardse realiteit zowel een hulpmiddel als een valkuil. Ik ben dankbaar voor alle verhalen die werden vergaard, vooral de verhalen die inzichten werden. Maar tegelijkertijd neem ik ze niet al te serieus en ben ik bereid om ze los te laten. Ik wil mij in elk geval niet opwinden wanneer ik te maken krijg met verhalen die volledig tegen de mijne indruisen. Dit leren omgaan met polarisatie lijkt me een prominent en cruciaal proces in de huidige collectieve ontwikkelingen.   www.karoliendeman.comFoto door www.talesofaperture.com  

KarolienDeman
3 0

DE KRACHT VAN STILTE

Een wijs man zei ooit: “Niet elke fitnessclub heeft een sauna, dus als er eentje aanwezig is, moet je daar gebruik van maken.” Ik geloofde die man in de spiegel, die van zichzelf ook wist dat zijn angst om verwikkeld te geraken in sociaal onaanvaardbare gesprekken niet langer in de weg kon staan van de talloze voordelen van een sauna, die hij zich tot dan toe had ontzegd. Zodus stapte ik op een dinsdagochtend de kleedkamer binnen, wetende dat het druk zou zijn. De kamer was naar goede gewoonte gevuld met naakte zestigplussers, die allemaal de sauna zouden induiken binnen ettelijke minuten. De snelheid van het ontkleden en douchen bepaalde dus in grote mate wie zich eerst tegoed kan doen aan een plek op de hete houten banken. Mijn jeugdigheid gaf me daarin een aanzienlijk voordeel. In één vloeiende beweging en balancerend op één been verwijderde ik meerdere kledingstukken, terwijl mijn lotgenoten zich niet waagden aan zulke manoeuvres en zich beurtelings – wegens rugklachten en beperkte zitruimte – moesten neerzetten. En zo was ik zeker van een plaats. Alleen had ik gehoopt dat ik alsnog geen deel zou worden van de kleedkamergesprekken, nu die zich hadden verplaatst naar een nog engere ruimte. Ik deelde de sauna met drie andere mannen: de eerste was afgetraind voor zijn leeftijd en had een gezicht als een luitenant, waarin geen spier vertrok. Hij had bruin, kortgeknipt haar dat met gel naar achteren was gekamd. De twee anderen waren kaal. De man die bovenaan plaatsnam had een bierbuik maar was voor de rest graatmager. Wanneer hij lachte, klonk het als een dier dat werd geslacht. Op zijn lichaam stonden verschillende tattoos, maar ik kon alleen een ietwat uitgerekte tijger onderscheiden. De derde man was reusachtig in de breedte en zat vlak naast de kachel waarop de stenen lagen. De mannen spraken luid en hoestten ongegeneerd. Alles verdampt hier toch, leken ze te denken. De man naast de kachel sprak amechtig en bulderde, het hout trilde mee wanneer hij sprak. Het ging over voetbal, goedkope vlieg- en busreizen, de onkunde van hun vrouw, de aanhoudende regen, rugpijn en geschikte medicatie en goede adresjes om rolluiken te laten repareren, iets waarvan de man met tattoos blijkbaar erg veel afwist. Het waren zaken waarover je een mening diende te hebben en die je luid diende te verkondigen. Hoewel ik mezelf gelukkig prees dat mij niets werd gevraagd, moest ik concluderen dat ook zonder actieve deelname aan dit gesprek de sauna niet als een moment van ontspanning aanvoelde. Vriendelijk verzocht ik dus om stilte. Daarop verstarden de blikken van mijn tegenspelers. Ze bekeken me alle drie voor het eerst, alsof ze me daarvoor niet eens opgemerkt hadden. Ik las de oordelen in hun ogen, maar het was wél stil. Het werd een uitputtingsstrijd. Er werd hevig gezweet. Gepuft. Gehijgd. En gelukkig gezwegen. Het zweet van uitgerekte tijger lekte op de luitenant. Minuten kropen voorbij. De luitenant gaf het op. Misschien vond hij het ook niet leuk dat er op hem gezweet werd. We waren nog met drie. De warmte leek nog meer om zich heen te grijpen, nadat de deur kort maar krachtig was geopend en gesloten door de luitenant. De brede man lepelde water over de stenen die een sissend geluid maakten, terwijl hij me grijnzend aankeek. Meteen verspreidde zich een penetrante eucalyptusgeur. Ik glimlachte terug. Opnieuw stilte en een verzengende hitte. Tien minuten later werd het de uitgerekte tijger eindelijk te veel. Dit moest de langste sauna zijn die hij ooit had genomen. Hij strompelde naar buiten. De reus en ik bleven over. Even keek hij naar de lepel en de kom, maar bedacht zich. Nog een minuut later droop hij af, zichtbaar verslagen. Ik bleef nog even zitten en genoot van de kracht van de stilte. Ik bedankte in gedachten de man in de spiegel.

Lennart Vanstaen
3 0

EEN STILLE KRATER

Het is een ogenschijnlijk alledaags tafereel: mijn vrouw en ik die in stilzwijgen naast elkaar zitten op het doorgaans niet erg comfortabele metalen meubilair van de NMBS. We wachten op de trein richting Brussel, om vandaar verder naar Kortrijk te gaan, naar het Wonder Festival — meer bepaald naar de audiovisuele installatie Calamity, over het moment vlak voor een bominslag. Mijn broer had er muziek bij geschreven. Het is op dat moment dat mijn vrouw plots een teken van verbazing geeft tijdens het lezen. Omdat ze zich wel vaker verbaast over dingen die niet per se verbazingwekkend zijn, vraag ik nonchalant wat ze gelezen heeft.‘Juf Stefanie is dood!’ zegt ze, op een onbedoeld kinderlijke manier.Even dringt dat niet tot me door, maar wanneer er tranen over haar wangen rollen, daalt het besef neer als een ijskoude priem in mijn keel. Juf Stefanie, de vroegere lagere-schooljuf van mijn zoon, is er plots niet meer. Ze was veertig geworden. Zo staat het in de WhatsApp-groep van de school, tussen allerlei andere berichten. Er wordt, bij gebrek aan woorden voor zo’n nieuws, dan maar naar passende emoji’s gezocht, die totaal misstonden. Maar helemaal niets zeggen is nog erger. Ik leg een arm om mijn vrouw heen, terwijl ik er zelf ook een nodig heb. Er is iets van mijzelf afgebroken wanneer ik het lees. Alsof een kind in zijn onbezonnen enthousiasme een bloem heeft uitgerukt. Een overweldigend gemis. Niet zozeer een persoonlijk verlies — ik kende haar enkel als juf — maar een verlies van een hogere orde, het besef dat niet juf Stefanie het leven verliest, maar het leven juf Stefanie. Ze was erg begaan met haar kinderen, heel intelligent, creatief en altijd lief. Ik lees de leegte van mijn boodschap onder het bericht: ‘Zij was zo’n goede en warme juf.’ Alsof het daarmee gezegd is. De installatie is indrukwekkend. Een hoop schermen is aan elkaar gekoppeld om samen één grote woestijnvlakte te tonen waar alles kalm is. Totdat de muziek suggereert dat er iets staat te gebeuren. Rode, tapijtachtige figuren glijden heimelijk over de heuvels. Veel tijd om zich voor te bereiden krijgt het publiek echter niet: in een splitseconde kleurt alles donkerrood en lijkt de muziek stuk te gaan. Een hels lawaai en hoekige geometrische figuren die snijden als messen grijpen naar de kelen van de omstaanders. Daarna komt de verslagenheid.Volledige duisternis.Een stille krater.

Lennart Vanstaen
0 0

Nepsneeuw

Olympische Winterspelen afhankelijk van nepsneeuw hoor ik de sportjournalist vermelden alsof dat de normaalste zaak van de wereld is.  Compleet gestoord, vind ik dit. Dit kan toch nooit de bedoeling zijn geweest toen de oude Grieken ter ere van Zeus de spelen voor het eerst lieten doorgaan in Olympia. Volgens een mythe zou de toenmalige koning het Orakel van Delphi om advies hebben gevraagd hoe hij zijn onderdanen kon beschermen tegen oorlog. Het antwoord was om spelen te organiseren. Voor de tempel van Zeus werden op het hoofdaltaar 100 ossen verbrand.  Dit vuur werd brandende gehouden gedurende de Spelen. Waar blijven de orakels vandaag en waarom brandt ons vuur niet furieus als het om natuurbescherming gaat, vraag ik me vol onbegrip af. Hoe is het mogelijk dat dergelijke Winterspelen überhaupt in deze vorm kunnen plaatsvinden. In tegenstelling tot in de Oudheid, worden we nu niet meer beschermd tegen oorlog. Bovendien er woedt een ware Klimaatoorlog waar aanzien belangrijker is dan natuurpracht. Trots, misplaatste trots, ego ...waar is onze fierheid als het om het tegenhouden van uitroeien van natuurgebieden gaat.  In de 19de eeuw werden de Spelen nieuw leven ingeblazen door Pierre de Coubertin met de Olympische gedachte: “Deelnemen is belangrijker dan winnen”.  Een uitspraak die hij overnam van de bisschop van Pennsylvania en deze klinkt als volgt: “Het belangrijke in het leven is niet de triomf, maar de strijd, het essentiële is niet om te hebben gewonnen maar om goed te hebben gestreden”. Klinkt nogal zuur als je denkt hoe de spelen worden gestreden op kunstmatige manier die in schril contrast staat met de strijd voor het behoud van onze prachtige planeet. Op 1 november 2025 was de gemiddelde maximale temperatuur 15 graden in België. De vogels fluiten lenteliederen en fladderen verward rond. Ik maak een wandeling en kan alleen maar huilen om de menselijke soort die het evenwicht van de planeet verstoort om toch maar te kunnen scoren. Dromen en wensen doe ik niet meer maar ik heb wel een voornemen, te schrijven over de opwarming van de aarde en zo hopelijk het vuur aan te wakkeren. Delen mag. #novembervers2025  

Ciskaopeigenwijze
0 0

Hoodies, hoortoestellen en Beethoven

Zestig jongeren van de kunstacademie Halle — een zwerm dertienjarigen in hoodies, hun prints ritselend als nylon­dromen — stroomden gisteren Flagey binnen. Ze kwamen voor muziek, voor dat vage maar hoopvolle vak waarin leerlingen leren luisteren met al hun zintuigen. De leerkracht, een man in geruit hemd en verbleekte jeans, stond als een vuurtoren temidden van de zee van stemmen, TikToks en ongeduldig gefluister. Voor enkelen was het hun eerste concert; anderen beseften pas bij de drempel dat het een pianorecital betrof. Een korte schok van teleurstelling trok door hun schouders: de academie had vuurwerk beloofd, maar ze vonden niets dan het nasmeulen van een lont. Voor mij was het ook een eerste keer — de eerste sinds mijn hoorapparaten mijn oren hun stem teruggegeven hebben. Niet alleen de noten drongen tot me door, maar ook hoe ze tegen de muren stuiterden en in alle richtingen terugkaatsten, als kleine golven die mijn huid beroerden. Het hout ademde warm en vertrouwd. Een programmaboekje ritselde tussen mijn vingers, een stoel kraakte, een puber kuchte ongemakkelijk. Al die kleine geluiden — echo’s die ik ooit was kwijtgeraakt — kwamen terug, één voor één. Voor het eerst opende de wereld zich opnieuw, zacht maar vastberaden, en eindelijk mocht ik antwoorden. Boris Gilburg verscheen strak in pak, boog, glimlachte en begon de eerste sonate — Beethoven N°1 — alsof hij een oud gesprek hernam. Daarna volgde de Jachtsonate, waarin ik tot mijn eigen verbazing de echo van de hoorn bijna kon horen, niet louter mijn verbeelding volgend. En dan de Hammerklavier: majestueus, koppig, vingers en geest worstelend met elkaar, een duel van concentratie en expressie. Tijdens de pauze bood een andere pianist, gekleed in karmozijnrode rolkraag en donkere jeans, me chips met paprika aan, voor het geval ik zout beu was — een pick-upline die op papier geestiger klonk dan in de praktijk. Het gesprek dat volgde, ontvouwde zich beleefd, met een subtiele wrijving. Hij probeerde indruk te maken door te beweren dat Gilburgs spel “onzuiver, slordig zelfs” was — een uitspraak zo ambitieus dat mijn glimlach even bleef hangen. Soms hoort het oor de façade van muzikaal zelfvertrouwen kraken, zoals een noot die nét niet zuiver valt. Tegen middernacht, terug in Antwerpen-Centraal, weerspiegelde de stad licht en stilte. Mijn oren suisden zacht, niet door de trein, maar door alles wat ik eindelijk weer gehoord had. Elk geluid voelde nu als een uitnodiging, elk ritselen een gesprek, en ik luisterde zoals ik lang niet had kunnen luisteren: volledig, aandachtig, levend.

Mephis
14 0
Tip

(dat moet je zelf nog achterhalen)

Het is al voor zover ik me kan herinneren donker. Donker maar niet stil. Er zijn zoveel geluiden om me heen, die ik aanvankelijk niet thuis kon brengen. Maar hoe langer ik hier vast zit, hoe vlotter dat verloopt. Ik kan de geluiden intussen al wat categoriseren. Ik krijg daarbij hulp van de stemmen om me heen. Die zijn er altijd, de andere geluiden vallen soms ineens weg.    Niemand van ons heeft een naam, toch worden we door de omgevingsgeluiden vaak hetzelfde genoemd. Ik denk dat ze daarmee ons allemaal bedoelen, en niet een van ons. Ik weet eerlijk gezegd ook niet zeker met hoeveel we hier eigenlijk zijn. Wat ik wel weet, is dat dat aantal soms verandert. Tijdens de luidste periodes wordt soms iemand meegenomen, we kunnen dan bitter weinig doen om dat te voorkomen. Ik hoor de hulpeloze geluiden van een lotgenoot die losgemaakt wordt uit onze groep. Ik probeer mezelf voor te houden dat ze allicht naar een veel betere plaats gaan, het is het enige dat je kan doen om hier niet gek te worden. Soms wordt er ook een hele groep tegelijk meegenomen, ik neem aan dat dit het ideale scenario is, samen de overstap maken naar die andere plek, waar die ook mag zijn. En om de zoveel tijd worden er een hoop nieuwe lotgenoten bij ons geplaatst.   Onze leider (zo zie ik dat toch in mijn hoofd) - diens stem komt altijd van boven mij, dus ik ga ervan uit dat hij op een troon zit ofzo - soit, die kan blijkbaar wel zien (of beweert dat in elk geval). Zouden we dan toch niet in een donkere kamer zijn? Waar komt al dit zwart dan vandaan? In elk geval, soms vertelt die stem ons wat er om ons heen allemaal gebeurt.  Het gaat dan over kuddes die ons passeren, ze duwen metalen dingen vooruit. Ze komen in alle vormen, groottes en kleuren voorbij. Sommige van deze creaturen zijn luider dan anderen, de stem vertelt ons dat de kleinsten overigens het meeste geluid produceren, speciaal vind ik dat.    Soms twijfel ik aan de info die we op deze manier krijgen, want hoe weten we of de stem het beste met ons voorheeft? Of het effectief komt van iemand die kan zien en of die daarover de waarheid vertelt? Soms zou ik willen dat ik iemand in vertrouwen kon nemen om deze bezorgdheden mee te bespreken, maar ik weet niet wie er hier nog allemaal is en of het een bondgenoot of een vijand zou zijn. Ik weet wel dat ik niet alleen ben, maar voor hetzelfde geld ben ik de enige die niets ziet en houdt iedereen hier om me heen me voor de gek. Maar wat hebben ze daarmee te winnen, natuurlijk? Weer zo’n gedachte die ik moet koesteren om niet helemaal door te slaan.    Onlangs werd ik door een onbekende kracht omhoog getrokken, de stemmen klonken luider van daar. Ik voelde de druk van de grip die iets -dat ik niet kon zien en dus niet beter kan benoemen- op me had op enkele plaatsen, alsof iets me wat ineen kneep. Het duurde echter niet lang, al snel stond ik terug op mijn plaats, in het rijtje tussen mijn bondgenoten.  Bij het terugzetten moet er iets misgelopen zijn, want ik voelde ineens iets in mijn zij prikken en er kwam wat licht tevoorschijn. Eerst een stipje, maar de opening werd iets groter en ik voelde de grond onder mijn voeten nog steeds niet. En toen dat wel zo was, had er zich al een hele kier licht gevormd voor mijn ogen. Ik kon er net door naar buiten kijken.    Ik zag de passanten, de metalen dingen, de maten en kleuren en groottes van de creaturen zoals de stem me had verteld. Ik hoorde dat de kleinste wezens effectief het luidste waren, vooral als iets teruggezet werd op zijn plaats, in plaats van in het metalen ding. Ik zag dat we omringd werden door allemaal verschillende dingen, die telkens in groepjes bijeen stonden. Sommigen konden ons zien, anderen waren net als (de meesten van) ons verblind. De passanten zee kwam stilaan tot rust en het leek eb te worden. De laatste jeans-stokken liepen voorbij en het werd rustig. En donker. Even was ik in paniek. Zou ik weer blind zijn?    Met de passanten stierf ook het geluid weg. De stem begon aan zijn verslag van de tijd die intussen gepasseerd was. Voor het eerst sinds ik hier was kon ik het verhaal volgen, ik voelde een warm gevoel van trots in mijn borst, er viel een geruststellend gevoel als een laken om me heen, want de stem had al die tijd de waarheid tegen ons gesproken. Vervolgens overviel me ook een ander gevoel: een nieuwe angst, want wat moest ik nu doen? Toegeven dat ik ook ogen gekregen had? Of afwachten wat deze nieuwe kracht voor me zou kunnen betekenen?    Van waar ik stond kon ik de stem niet zien. Ik zag alle anderen in de ruimte (als het niet zo donker was), maar ik wist eigenlijk niet hoe de stem eruit zag, of eender wie van onze selectie, eigenlijk. Ik wist nog helemaal niet wàt we waren.    Ik dommelde in en sukkelde voor het eerst in een diepe, vredige slaap. Voor het eerst had ik het antwoord op zoveel van mijn prangende levensvragen met eigen ogen kunnen waarnemen, ik wist nu wie te vertrouwen was en dat ik vanaf nu ook voor mezelf zou kunnen zorgen. Het was ook de eerste keer dat ik droomde in beelden, en niet enkel in geluiden en donker.    Daarna ging alles plots heel snel. Toen ik wakker werd (van een plots en uiterst fel licht, niet zo aangenaam als gewekt worden door het gefluister van m’n buren zoals anders), werd ik weer opgepakt en meegenomen door de ruimte. Ik hoorde een geklik en daarna voelde ik iets duwen en bleef er iets aan me kleven. Ik kreeg het er zelf niet af. In plaats van me terug te brengen naar de anderen, werd ik ergens anders neergelegd. In een bak vol dingen die allemaal niet op elkaar leken, op dat gele plakkertje na. Er stonden cijfers op.    De eerste wezens die binnen kwamen, begonnen al snel te rommelen tussen mij en mijn nieuwe buren. Het duurde niet lang of iemand nam me op en legde me neer in het metalen ding waar die creaturen blijkbaar nood aan hebben om zich te kunnen verplaatsen.  Heel wat geluiden en gepiep en geflits later werd ik volledig verblind toen de scheur vergroot werd. Ik kon ineens alles om me heen zien. Ik was in een ruimte die in de verste verte niet leek op mijn vorige verblijfplaats, al herkende ik wel een paar objecten.    Ik werd met mijn rug tegen de muur geduwd en toen losgelaten, van doodsangst sloot ik automatisch mijn ogen, maar ik bleef gewoon hangen.    De wezens gingen weg en lieten me alleen om kennis te maken met -wat ik aanneem- mijn nieuwe thuis. Al snel viel mijn oog op het mannetje boven het gat waar de wezens net door verdwenen waren. Hij zei niet veel en hing daar met zijn armen open, vastgemaakt aan iets met zijn rug, en dat in de muur. Zou ik er ook zo uitzien? Het was in elk geval de eerste keer dat ik me zo verbonden voelde met iets anders.   Er werd best vaak naar me gekeken, ik voelde me voor het eerst belangrijk. De wezens die me opgehangen hadden, bleven vaak voor me staan en keken me dan echt diep in de ogen. Om de een of andere reden waren ze dan altijd aan het prutsen aan die slierten op hun hoofd, of aan het wrijven aan hun gezicht. Ze lachten vaak naar me, maar soms leken ze ontevreden en kreeg ik het gevoel dat ze een peptalk of compliment van me verwachtten. Op andere dagen trokken ze dan weer een rare bek naar me. Soms hielden ze een raar machientje vast en bleven dan even als bevroren staan. Er waren zelfs momenten dat er uit dat toestel bliksem leek te komen.     ~ Het leven van een IKEA spiegel

annakdotes
83 5

Vriendschip

Meer dan een jaar geleden maakte ik het uit met een vriendin.  (Al klinkt dat een pak volwassener dan hoe ik het aangepakt heb).   Ze is er altijd voor mij geweest, altijd. Toen ik mezelf totaal verwaarloosde, nam zij alle zorg op zich.   Ze zorgde ervoor dat ik at,  ze sleurde me het huis uit,  ze zette me weer aan het lezen,  ze zette warme koffie,  stelde me voor aan nieuwe vrienden,  nam de gamenights over toen mijn huis daarvoor geen plaats meer was,  ze leerde me ontspannen in een wellness en yoga studio,  ze liet me vertellen.   Het was zo’n vriendin die mensen voor jou haat. Omdat ze jou kwetsen,  omdat ze jou negeren,  gewoon,  omdat ze raar naar je keken.    Ze bracht me het mooiste cadeau dat ik ooit zal krijgen,  mijn eerste kat.    En een jaar later mijn tweede.     Toen onze vriendschap op volle toeren draaide, vertrok ik op reis. Naar mezelf, maar vooral heel ver weg van alles hier,  en een poging tot ver van mezelf ook denk ik. Ze bleef achter, en ze wachtte.  En ik kwam terug, en ik ging weer weg,  en ik kwam terug, en ik ging weer weg,  en toen kwam ik terug. Maar ik was niet echt terug.  Ik was onrustig, en ik zat vast.  In mijn huis, in mijn hoofd, in dit land, in de knoop.   Ik moest terug aan het werk, ik moest weer leren wonen. Ik kon niet meer plannen, ik wou het allemaal niet horen.   Ze heeft altijd het hart op de tong gehad. Denk dat het enige nadeel daarvan is  dat je woorden zo geen tussenstop in je hoofd moeten maken. Haar opmerkingen kwamen hard aan.  Waar ik vroeger geen antwoord gaf, deed ik dat intussen wel. Nooit gemeen, maar ze had nooit het vel gehad waar zoiets gewoon af gleed.    Ik had gehoopt na al die tijd samen met mijn opmerkingen  warmte uit te kunnen stralen in plaats van oordeel, maar dat was niet zo.   Haar zoveelste opmerking liet een wonde achter die er nog steeds zit. Ik gaf geen antwoord, maar ik stond op en begon in te pakken.   Herinneringen die ik wou houden, momenten om te koesteren. Souvenirs en verhalen, recepten die we samen maakten, allemaal in de tas.     De dynamiek veranderde.  Ik herkende een patroon. Een sleur waar ik mezelf uit gedwongen had  en nu terug in meegezogen werd.   Het was zo’n warme vriendin.  Een geweldige bondgenoot. Een waarmee je aan de startlijn wilt staan. Een waarmee ik de eindstreep niet haal.   Omdat ik te hard gewerkt had om in kringetjes te blijven gaan.   Omdat ik mezelf echt aangeleerd had geen verstoppertje meer te spelen met externe factoren. Excuses zijn gemakkelijk bedacht,  maar moeilijk af te schudden.   Ik verkleed me niet meer in  “het was niet mijn fout”,  “maar iedereen was gebuisd”,  “die haat mij gewoon”  maar kijk mezelf in de ogen, voor de spiegel.   Het was een mooie vriendschap,  waar ik veel uit geleerd heb,  (ook hoe sommige bochten voelen, wanneer je je erin blijft wringen, ik wist niet dat het zo’n uitdaging kan zijn om niet dezelfde love language te hebben als iemand die zo dicht bij je staat) en die ik altijd zal koesteren.   Ze kwam op het perfecte moment.   Ik kan me niet inbeelden wie ik zou zijn als zij me niet opgeraapt had.   Maar sommige liedjes eindigen met een fade-out,  en sommige vriendschappen volgen hun voorbeeld.   Ik kan niet zijn wie je nodig hebt.  Niet nu we op totaal andere golflengtes verder gaan.      En ons vriendschip zinkt. Het anker hangt nog uit en jij bent nog niet klaar om het op te trekken maar ik wil vooruit.   We geraken er samen niet meer uit. Met sommige mensen kan je zo goed samenwerken in noodsituaties. Maar als de storm gaat liggen,  weet je je ineens geen houding meer.   Angst maakt veel in mensen wakker en soms gaat niet alles terug slapen.   Soms zijn mensen meer aan elkaar gebonden  door context dan grond.

annakdotes
1 0

Kintsugi

Ik las in de nieuwjaarsbrief van een Facebookvriend over Kintsugi, een Japanse techniek om scherven aan elkaar te lijmen, met een zichtbare gouden rand. Hij schreef over halfvolle glazen, en halflege, en hoe een gebroken en gelijmd glas groter is dan een glas dat nooit kapotgegaan is, en hoe mooi hij dat vindt. Wat een idee, inderdaad, om onze barsten te vieren en tentoon te stellen in plaats van zo krampachtig te blijven beweren dat er niets aan de hand is. En zou een gebroken hart groter zijn dan een waar nooit iets mee gebeurd is? Het is misschien wel voorzichtiger, het laat je minder gemakkelijk toe, maar als je door die barsten heen je weg naar binnen kan vinden is het des te waardevoller.  Ik denk aan de slag om het hart van mijn lief. Dat was nog niet helemaal gelijmd, en al helemaal niet in een zichtbaar goud. Ergens logisch dan dat ik mij zo bezeerde aan de randen van die verschillende brokstukken. Ik bleef zoeken naar kiertjes en mocht soms wel dichterbij komen en dan ineens helemaal niet meer (x3 zoals Usher zou zeggen).  Waar die barsten mij toen parten speelden, ben ik een jaar later dankbaar dat ze er zijn. (We zijn intussen tenslotte allemaal tweedehands, maar daardoor zoveel zekerder van wat we wel en niet willen of aankunnen). Want nu weet ik waar ik aan toe ben, ik ben niet zo naïef als toen ik mijn eigen hart voor het eerst in stukken uiteen zag vallen, hij verwacht geen wonderen van mij en ik ben al onder de indruk van het feit dat hij een ei kan bakken (al gebruikt hij daarvoor wel te veel kruiden), (de lat ligt na vorige situaties een pak minder hoog).  Dus ik pak mijn gouden pot en verf over al die lijmranden. Ze zijn de reden dat we zijn wie we vandaag zijn, dat we elkaar vinden en begrijpen en soms ook totaal niet maar dat dat ook oké is. De gaten die er nog in zitten, de missende brokjes, daarvan geloof ik graag dat ze in een ander hart de boel helpen samenhouden. Van iemand die ons nauw aan het hart ligt, of in het verleden woont, en daar mag nestelen. Ik denk aan mijn brokjes die aan verschillende kanten van de Gentse stadsmuren en oceaan verder leven. Zo ver van huis en tegelijk ook thuis. Lang leve de breekbaarheid en veerkracht van de mens.  En die halflege (al dan niet gebarsten) glazen, zoals die van mezelf, die plaats ik strategisch onder mijn gedachten-regen. Zo kunnen ze binnenkort overlopen en de grond eronder en ernaast helpen bloeien. 

annakdotes
4 0

De adem van november

Er is een stilte die alleen de herfst kent. Geen afwezigheid van geluid, maar een trage inademing van de aarde zelf — alsof ze nadenkt voor ze de winter toelaat. Ik fiets erdoorheen, het park als een open long waarin ik opga. De banden snijden door een tapijt van bladeren dat kraakt als vergeelde gedachten. De geur is zwaar: vocht, mos, iets bitters van hout dat zichzelf vergeet. Hij blijft hangen achter mijn ogen, als een herinnering die weigert te vervagen. Het licht is scherp in zijn zachtheid, een bleke gloed die niets verbergt. De vijver weerspiegelt geen lucht, alleen beweging — een trage siddering van tijd. Ik trap verder, maar het voelt eerder als drijven dan bewegen. Alsof iets ouds me meeneemt. Een kraai breekt de stilte. Een eekhoorn haast zich, zijn poten ritselen als haastige gedachten. Mijn fietsbel klingelt — een nerveus geluid dat nergens thuishoort. Er is schoonheid in dit verval, maar geen verzoenende. Het is een schoonheid die iets loswrikt, alsof de bomen, met hun uitgeklede armen, eerlijkheid eisen. Ik denk aan wat ik dit jaar achterliet — woorden, gewoonten, gezichten die langzaam uit mijn dagen vervlogen. Langs het pad ligt een verloren handschoen, nat en slap. Even wil ik hem oprapen, maar ik laat hem liggen. Niet alles hoeft gered. Wanneer ik het park verlaat, hangt de lucht laag, stroperig van kou. November ademt traag. En ik adem mee — niet om warmte te vinden, maar om te herinneren dat adem genoeg is. Mephis (aka) Evelyn Mérida

Mephis
17 1

De genade van één noot

Er zijn dagen waarop de lucht zingt nog voor ik ademhaal.Een trage toon, bijna onhoorbaar, trilt ergens tussen mijn ribbenkast en de tijd.Zo begint Amazing Grace voor mij — niet als een lied,maar als een herinnering aan hoe stilte zich ontvouwt tot klank. In de living ruikt het naar koffie en matatabi.Het ochtendlicht strijkt over de pianotoetsenalsof het zelf wil meespelen.De wereld lijkt even te wachten, de adem ingehouden. Ik weet niet wie eerst bewoog: het lied of ik.De eerste noot raakt me niet via het oor maar via de huid,alsof iemand zachtjes tegen de randen van mijn bestaan tikt.Er is iets onverbloemd eerlijks aan die toon,iets dat weigert te doen alsof troost vanzelfsprekend is.Het zegt: hier is pijn, maar ook adem. Wanneer de melodie zich opent, dansen stofdeeltjes in het licht.Alles wat ooit te scherp, te veel of te snel was, valt even stil.Ik herken mezelf in de breekbaarheid van de cadans —niet in de woorden over genade,maar in het ruisen ertussen. In die schemerzone tussen wanhoop en helderheidwaar iets besluit om tóch te blijven bestaan,vind ik een soort vrede.Amazing Grace is voor mij geen gebed,maar een harmonie van menselijke overgave.De stem die het zingt hoeft geen God te kennen,alleen de diepte van de eigen valen de onverwachte zachtheid van het landen. Soms speel ik het zelf, traag,alsof ik de tijd wil overhalen om niet verder te gaan.De klanken wiegen de ruimte open;ze spiegelen alles wat niet gezegd wordt.En daar, in dat tussenstuk van adem en echo,besef ik: misschien is genade niets andersdan de moed om nog één noot te laten klinken,zelfs nadat alles gezwegen heeft.   Mephis aka Evelyn Mérida

Mephis
16 1

Open Brief *2

Ik begrijp het niet meer. Wat verwachten jullie eigenlijk van ons?  Het héle land HAAT ons. En neen, dat is niet overdreven. Ik zet de tv aan en politici zijn mijn naam aan het zwart maken via veralgemeningen.  Ik open een krant, of roddelblad, en alweer zijn ze de zwaksten van het land aan het aanvallen. Ik open social media en daar word ik met de dood bedreigd omdat ik werkloos ben, en dus een profiteur in hun ogen.  Maar zeg ik een fout woord over een politicus, dan krijg ik een klacht vanwege “laster en eerroof” tegenover mij. Weet u dat ik naar de politie ben gegaan om zélf klacht neer te leggen tegen onze politici? Dozijn+ jaren aan bewijsmateriaal had ik mee. Ik was het speciaal allemaal gaan printen in een copy shop.  Weet u wat hun reactie was?  Ik werd uitgelachen. Men maakte mij belachelijk. “Waarom ga je ni gewoon gaan werken ipv over zoiets belachelijks te blijten?” werd mij gezegd.  Zoals ik in mijn vorige open brief al vermelde:  Ik heb 8 novels geschreven, ik klokte 14 uur per dag gedurende 9 maanden. Onbetaald, op mijn uitkering na.  Wie van u kan dat zeggen?  En u weet ook het resultaat.  Ik werd van fraude beschuldigd.  Ik verloor een maand mijn uitkering, maar werd niet geschorst.  Omdat ik niet geschorst was, had ik geen recht op een leefloon.  Ik zat een hele maand zonder eten, of inkomen. Ik schreef een boek, ik deed moeite om vooruit te geraken, en het kostte me bijna mijn hele leven.  En waarom?  Omdat politici de wet zodanig gemaakt hebben dat werklozen, laaggeschoolden, allochtonen, schoolverlaters en immigranten geen enkele kansen krijgen. Vervolgens gaat men net die groepen aanvallen via media.  Neemt de bevolking het over op social media. En krijg je plots doodsbedreigingen via privéberichten, en zelfs e-mail.  Neem nu het schrijven van een boek.  Je schrijft een boek, je doet er niemand pijn mee, je werkt aan een talent, je hebt een optie op een mogelijke carrière en zelfs als het niet zo succesvol is kan je er nog altijd wat extra zakgeld mee verdienen. Lijkt onschuldig, toch?  Tot de regering er zich mee gaat bemoeien.  Je bent bv verboden, letterlijk, om hoegenaamd iets te doen dat met kunst te maken heeft als je werkloos, of laaggeschoold bent. Maar dat is nog niet alles.  Zelfs al ga je vervolgens inzetten op een job, en vind je een job. Dan mag je NOG steeds niet publiceren. Waarom? Wel, je hebt ten eerste minstens een vast contract nodig waarmee je al minstens 6 maanden aan het werk bent. En als er nog niet genoeg kettingen rond je vrijheid hangen gaat men dit er ook nog eens bij doen: Je mag nog steeds niet publiceren zonder dat je op z’n minst 300 euro hebt verdiend met je kunst, of minstens 5 professionele activiteiten hebt uitgevoerd met je kunst. Wat het dus nagenoeg onmogelijk maakt voor, bv, auteurs. Want 1 volledig novel, hoeveel woorden er ook gebruikt worden, hoe lang u er ook aan hebt gewerkt, geldt slechts als 1 activiteit. Hoe gek is dat? Je kan maanden aan het schrijven en editen zijn, dagen klokken van 14 uur voor maanden aan een stuk en dan wordt het beschreven als zijnde “1 activiteit”. Moet je dat nog eens 4 keer herhalen éér je in aanmerking kan komen voor het attest waarmee je dan eindelijk de toestemming hebt in dit land om in de kunst te gaan werken.  “Ga dan toch gewoon werken en stop met schrijven”, hoor ik menig van jullie dan denken.  Dus, omdat de wet specifiek tegen mij discrimineert, en mij geen kansen geeft, en mij vervolgens wil straffen omdat ik kansen benut; moet ik maar gewoon alles opgeven en “werk gaan vinden”?  Laat mij u eens vertellen wat “werk vinden” écht is.  Zaken als VDAB helpen u niet.  Wat zij aanbieden is een gesprek. Niks meer.  Het zoeken, solliciteren, contacten leggen, etc. Dat doe jij nog altijd helemaal zelf.  Interims zijn nog nooit zo nutteloos geweest als men nu is.  En dat zeg ik niet zomaar, en het is eigenlijk ook niet hun schuld. Zij zijn zowat de enigen die jou effectief zouden helpen om een job te vinden (als je héél véél geluk hebt met de persoon die voor jou zit, en of deze jou graag heeft, BELANGRIJK detail).  Maar de contracten die interims in aanbieding hebben tellen, dankzij De Wever zijn nieuwe wet, niet meer mee als “werk”.  Hulpverlening is al helemaal nutteloos. Ook daar is het enige wat men jou kan aanbieden een gesprek. Intensieve hulp is nagenoeg onmogelijk omwille van 2 hoofdredenen.  De wet bindt letterlijk hun handen. Hulpverlening wordt vaak weerhouden om echte hulp te bieden omdat de wet het niet toestaat.Te weinig mensen werken in hulpverlening om intensieve en gepersonaliseerde hulp mogelijk te maken.   De arbeidsmarkt gediscrimineerd volgens de toon van de politiek.  Bv; toen woke populair was hadden mensen als ik meer kansen. Omdat ik deel uitmaak van een minderheidsgroep (meer dan 1) en het als negatief kon beschouwd worden wanneer men jou geen kansen zou geven. In die periode had ik dan ook meermaals langdurig werk.  Maar momenteel zitten we in de anti-woke periode. En dat komt mensen als ik duur te staan. Politici’s discriminatie, wat ik werkelijkheid ‘laster en eerroof’ is; sluit 97% van alle deuren. Die laatste 3%? Daar moet de héle minderbedeelde klasse voor strijden. En als die 3% is opgevuld, is het nagenoeg nutteloos om te blijven proberen.  Je mag nog 8 novels schrijven om jezelf en je leven een boost te geven. Men gaat jou altijd blijven beschrijven als een profiteur. En de maatschappij zal jou ook altijd zo blijven zien. Diezelfde maatschappij die jou geen kans wil geven op een job. Diezelfde maatschappij dat, nadat je eindelijk een job hebt, vervolgens van jou verwacht dat jij je hele leven, tijd en geld opoffert aan de maatschappij om het te helpen verder te evolueren. Diezelfde maatschappij die jou net nog dood wilde. Het is een verschrikkelijke manier om te leven. Het geeft je een gigantisch minderwaardigheidscomplex. Het geeft je de wens om niet langer in leven te blijven.  Elke dag overleven wordt een uitdaging, een probleem.  En omdat 98% van jullie werkende mensen zo beïnvloedbaar zijn door de leugens van politici, leven wij in telkens escalerende armoede.  Neem nu, bv; de mythe dat uitkeringsgerechtigden geen belastingen zouden betalen.  Ik betaal ieder jaar bijna 170 euro aan gemeentebelastingen.  Daarbovenop ben ik verplicht per jaar meer dan 20 onbetaalde verlofdagen op te nemen. Dat is quasi een volledige maand aan inkomen dat wij verliezen. Dat wil zeggen dat wij slechts 11 keer worden uitbetaald over 12 maanden, en wij dus die verlofdagen moeten spreiden over het jaar zodat we alsnog 12 maanden een inkomen hebben.  Dat is een totaal van bijna 1600 euro dat jaarlijks naar de regering gaat.  Wij krijgen ook geen extra's. Bovendien worden wij niet betaald voor officiële vakantiedagen zoals bijvoorbeeld de feestdagen. Noch krijgen wij een 13e maand (we hebben niet eens een 12e).  Je mag noch je stinkende best doen en iedere dag bezig zijn om een job te vinden, of een alternatieve manier om een carrière te maken.  Je bent en blijft een profiteur in de ogen van de maatschappij, omdat de maatschappij ons bekijkt door de ogen van politici.  “Als je wil, dan lukt het”. Zegt men.  Eenieder die dat zegt verdient een natte klets in hun gezicht.  Ik probeer al intensief bezig sinds ik 17 was en als dakloze op straat leefde.  Sindsdien ben ik quasi dagelijks bezig geweest om mijn leven te verbeteren en een weg naar voren te vinden.  Ik ben ondertussen 36 en als het aan de regering afhing, en de samenleving, ben ik binnen x aantal maanden opnieuw dakloos. En volgens hen zou ik het verdienen. “Je doet het u zelf aan”, zegt men dan.  Neen. JULLIE doen het mij aan. JULLIE discriminatie en JULLIE weigering om mensen als ik te helpen, of vertrouwen. En waarom? Vanwege vooroordelen die al bestaan sinds voor het jaar Chr. Dat is duizenden jaren. Duizenden mensen. En jullie hebben nog niet het verstand ontvangen om voor jullie zelf te denken.  Maar dan ben ik degene die geen job vindt?  Ik schreef 8 novels, terwijl de meesten van jullie met moeite 1 zin kunnen schrijven. Maar dan ben ik degene die geen kansen krijgt?  Ik overleefde armoede, dakloosheid, discriminatie en véél erger. Terwijl jullie fluitend door het leven kunnen gaan.    Maar IK word dan bezien als “iemand die niet vooruit wil”??    Het zijn jullie discriminerende posities die open deuren gesloten houden voor mensen zoals ik. En dan gaan jullie ons straffen omdat we niet door een gesloten deur wandelen?  Gaan jullie ons uitjouwen, ons verwijten, ons dakloosheid en de dood injagen.    Maar WIJ zijn dan de “ongeleerde” “onbeschaafde” niksnutten?    Ik heb dit jaar meer uren gedraaid en meer producten afgeleverd dan jullie werkende mensen. Maar omdat ik minder bedeeld ben opgegroeid, en momenteel werkloos ben, maakte dat van mij een crimineel.  Dat is het land waarin jullie leven.  Hitler had hier zijn paradijs gevonden.  Een fascistische smet op de wereldkaart, dat is waar België in veranderd is. Ik heb geen respect meer voor jullie.    Jullie willen professionele doppers? Jullie willen vijanden van de maatschappij?  Proficiat.  Jullie discriminatie en haat heeft er nu 1 gemaakt. Ik solliciteer al 20 jaar. 20 jaar wil ik een beter leven. 20 jaar doe ik al moeite. 20 jaar leef ik al met deze schuld en druk. 20 jaar word ik al uitgejouwd en gehaat. 20 jaar krijg ik geen enkele kans, laat staan geloofwaardigheid. 20 jaar.  En dan wordt mij alles afgenomen omdat mijn leven niet lijkt op dat van jullie. Omdat IK niet lijk op jullie.  Ik doe meer in 1 jaar werkloosheid, dan jullie doen in een heel leven met een job. Maar ik ben dan de profiteur. De niksnut. De professionele dopper. De leugenaar. Want 200 euro onder de armoedegrens leven is blijkbaar een luxe leven.  Leven zonder respect en vertrouwen van je eigen landgenoten is blijkbaar de hemel. En slechts 1 maaltijd per dag kunnen betalen is naar hun zeggen “leven als God in Frankrijk”.   Ik verlies mijn leven omdat de meeste van jullie ongelooflijke imbecielen zijn.  Sta daar maar eens bij stil.   Ik heb geen wil meer om te leven, om te blijven vechten. Want waar tf vecht ik voor? Om nog erger behandeld te worden? Om nog minder kansen te krijgen? Om nog meer beledigd te worden? Ik verlang naar het einde van mijn leven, op 36 jarige leeftijd. Omdat ik nooit de toestemming gehad heb van deze samenleving om een leven te mogen bouwen voor mezelf.   Sta daar maar eens bij stil, discriminerend volk. Jullie haat gaat er nu voor zorgen dat duizenden mensen wiens levens al onmogelijk waren, nu nog moeilijker, zwaarder en belastender gaan worden.  Omdat jullie liever de leugens van politici geloven dan jullie zelf te informeren naar de waarheid. Lafaards en idioten. Alsof ik in Amerika woon. Ik schaam me rot om dezelfde nationaliteit als jullie te dragen. Dat meen ik écht. En ik hoop vanuit de grond van mijn hart dat ieder van jullie zelf eens mag meemaken hoe het er nu écht aan toe gaat op de arbeidsmarkt. Dat jullie slachtoffer kunnen worden van de discriminatie en stereotypes die jullie zelf gebouwd hebben.    Mijn leven, en dat van duizenden anderen, wordt binnenkort een halt toe geroepen. Er zullen honderden daklozen bij komen. En laat nu net deze regering ook alle hulp aan daklozen geannuleerd hebben… Weet u wat dat betekent? Doden. Honderden, duizenden, erbarmelijke omstandigheden in 1 van de rijkste landen ter wereld.  Omdat jullie geen moeite kunnen steken in jullie zelf correct te informeren en werkelijk geloven dat politici jullie vrienden zijn. De enige vriend van een politieker is het geld dat ze zichzelf betalen.   Jullie haat voor minderbedeelden zal binnenkort duizenden levens verwoesten.  Ik wil dat jullie deze zin meenemen naar jullie bed vanavond en daar eens goed over nadenken. De levens die in gevaar zullen komen, en degenen die zullen eindigen, dat wordt allemaal bloed aan jullie handen. Omdat jullie politici hebben aangespoord en opgehyped om dit te doen. Men kan méér besparen en méér geld halen bij andere zaken. Maar zoals gewoonlijk wordt alles weer gehaald bij de minderbedeelden.  Eerst liegt men dat wij niks betalen van belastingen Dan liegt men dat wij “ruim voldoende hebben om mee te leven”, maar nemen ze wel een volledige maand aan inkomen weg.  En daarna gaat men nog eens gaan besparen in iedere vorm van hulp die er bestaat.  Maar nooit bij de rijken. Nooit bij zichzelf. Nooit bij jullie.  ALTIJD bij de minderbedeelden.  Maar wij zouden dan geen bijdragen leveren, he?  Niet alleen wordt ons geld ontnomen, we betalen ook nog eens met ons leven en onze reputatie.  Het enige dat jullie moeten betalen is belastingen 1 keer per jaar. En het hangt dan nog eens volledig af van jouw EIGEN spendeergedrag, en NIET van hoeveel minder bedeelden er zouden zijn. Wat jullie moeten betalen ligt over het algemeen veel lager dan wat men van ons automatisch weg neemt.  Maar daar weten jullie uiteraard niks van. Want niemand van jullie begrijpt hoe het allemaal in elkaar zit. Jullie geloven gewoon de bullshit die je hoort van politici en gaan daar maar al jullie meningen en geloofsovertuigingen op bouwen.  Maar ik, en anderen als ik, die het wel begrijpen. Die wel mee zijn met hoe het allemaal in zijn werk gaat, wij zijn dan degenen die worden bezien als “ongeschikt” door aanwervers? Wij worden niet aangenomen, maar jullie gullible fools krijgen dan wél een toekomst.  En dat is dan maar “jullie eigen fout”, toch? Want volgens 95% van jullie hebben mensen in armoede het enkel maar aan zichzelf te danken, toch?  Ik vind het écht wansmakelijk om toe te zien hoe ongeleerde mensen gaan lopen met de kansen en opportuniteiten die voor ons zouden moeten zijn.  Ik heb geen diploma, want ik werd dakloos toen ik 17 was en leefde in een bos tot ik 19 was. Maar ik ben nooit gestopt met leren.  Dat kan ik niet van deze maatschappij, of haar politici, zeggen.

K.L. Runaya
10 2

Trompetgeschal

Haar stem klonk als een gebroken trompet, waarin de lucht haar eigen weg zocht, rauw en ongetemd. Misschien was het een erfenis van haar Vlaamse thuis, haar Marokkaanse roots, haar Hollandse jeugd. Wie zal het zeggen? Het was een stem die een verhaal vertelde nog voor er een woord gesproken werd.Met diezelfde stem waste ze mijn moeder van zesennegentig. De thuiszorg stuurt telkens een nieuw gezicht; men wil waarschijnlijk voorkomen dat de band te hecht wordt. Voor mijn moeder is het een zegen. Elk nieuw gezicht is een nieuw podium, elke verzorgster een te redden ziel. Ze ontvangt hen telkens met dezelfde missiedrang die haar al zeventig jaar lang drijft. Ze is en blijft een evangeliste in hart en nieren. Geen herfst van haar leven zal haar tegenhouden. Meestal vlucht ik naar boven als de wasbeurt begint. Ik heb niet altijd de moed om aan te zien hoe mijn moeder, in haar broze, witte vel, haar overtuigingen uitdeelt als warme broodjes aan de verpleegkundigen. Alsof God elk moment kan binnenkomen om de zeep aan te reiken. Plots verstomde de gebroken trompet. Beneden was het stil, op het zachte, aanhoudende gemompel van mama na. Ik ging kijken, niet uit nieuwsgierigheid, maar een beetje ongerust. Doet ze lastig? Wordt ze genegeerd? Maar nee, er heerste een vreemde, tedere vrede. De verzorgster luisterde, haar handen in de washand, haar blik afwezig maar geduldig. Misschien zijn ze het gewoon, dacht ik, die stortvloed aan verhalen die niets met wondzorg of wasbeurten te maken heeft. Misschien laten ze het gewoon over zich heen komen... En zo besefte ik: soms is zwijgen de grootste daad van zorg. Mijn moeder preekte, maar de ander bood stilte aan. Een heiligdom van even niks moeten zeggen.

Heidi Schoefs
9 0