Schaduwkind, P.F. Thomése - Schrijver, Karl Over Knausgard - Het beste wat we hebben, Griet Op de Beeck

1 dec. 2017 · 164 keer gelezen · 0 keer geliket

 

 Wie vertelt mij het verhaal? Weet hij alles of niet? Wat is het vertelperspectief, wisselt dat? 

PF Thomése vertelt over zichzelf of ‘wij’ en richt zich regelmatig tot zijn vrouw/partner met ‘jij’. Maar ook soms rechtstreeks tot het kind met “jij”. Hij zoekt al schrijvend naar antwoorden of naar woorden om zijn gevoelens uit te drukken.

 Wat vertelt de eerste zin? Hoe zet de schrijver de ‘toon’?

‘Vandaag een schutting geplaatst’ Hiermee geeft de schrijver aan hoe moeilijk hij het heeft in de omgang met mensen na het verlies van zijn dochtertje. Dit thema komt regelmatig terug in het boekje. Achter de schutting zitten Thomése zelf en zijn vrouw.

 Door wiens ogen kijk ik en hoe beïnvloedt dit mijn kijk? Is het maar één persoon of zijn het er meer?

De vader van het kind die zijn verdriet en dat van de moeder beschrijft. De vader, de moeder en het kind zijn de centrale figuren. De moeder komt toch maar zijdelings aan bod, waardoor de indruk ontstaat dat ze elk voor zich en weinig samen het verdriet verwerken.

 Bij wie ligt mijn sympathie en in hoeverre word ik daarin gestuurd door de verteller?

Het kind dat ze amper hebben kunnen leren kennen wordt vanuit heel verschillende hoeken beschreven. Het verlangen naar een toekomst die niet meer zal zijn. Het kortstondige gevoel van de wereld te rijk zijn. Het zoeken naar woorden om dit alles uit te drukken.

 Als er meer vertellers, perspectieven zijn, wat zijn dan de onderlinge relaties, wat is ieders rol en motivatie in het verhaal? Hoe verhoudt iedereen zich tot de gebeurtenissen?

Er is maar één perspectief. Hoewel er soms over ‘wij’ en soms over ‘jij’ gesproken wordt met zijn vrouw, voelt het toch alsof er tussen hen ook nog een grote afstand is. Er is niet duidelijk een zicht te krijgen op het proces dat de vrouw doormaakt. Het filosoferende, reflecterende wisselt af met hier en daar een kort beschrijvend stukje.

 Zijn er personages in het boek van wie ik niet te weten kom wat zij zelf denken? Wat voor rol spelen zij?

Alle omstanders komen niet uit de verf. Juist door die schutting. Schuchtere pogingen tot medeleven dringen niet door, vooral het gevoel van niet begrepen te worden door alle andere staat centraal.

 Wat zou het verhaal zijn als ik het ‘in goede ‘chronologische volgorde’ zou vertellen? Wat is het effect (voordeel) van door elkaar gooien? Krijg ik uiteindelijk een sluitend verhaal of zitten er gaten in?

Door deze ‘verknipte’ stukken is het nog lang raden naar wat er nu echt gebeurd is. De reden van het sterven wordt niet verklaard. Het gaat ook niet om een chronologisch zoeken, de flarden van emoties, de zoektocht, de beelden staan los van elkaar.

 Hoe verhoudt de tijd binnen het verhaal zich tot de tijd die nodig is om het verhaal te vertellen? Zijn er sprongen in de tijd en hebben die een functie?

Het is onduidelijk over welke tijdspanne dit gaat. Het lijken verschillende losse stukjes rond het thema. Van de verwachting tot de verwerking. Al weten we dat zo’n trauma nooit helemaal verwerkt zal zijn en is het schrijven van dit boekje ook een deel van dat proces. Alles wordt door elkaar gebracht. Het effect is dat de lezer echt het gevoel heeft in die wirwar van gedachten meegesleurd te worden.

Het boekje moet met mondjesmaat gelezen worden. Door de zwaarte van het thema. Maar elk tekstje is ook als een snoepje. Neem de tijd om het ene te proeven, te laten nazinderen en nog lang de smaak mee te dragen, vooraleer je een volgend snoepje in je mond steekt. Daardoor is de leestijd van het boekje niet in verhouding met het aantal bladzijden. Ik heb mezelf ook al vaak betrapt op het herlezen van stukken die ik aangaf met de pen. Soms heb ik een heel hoofdstuk (max 2p) aangeduid, omdat ik het smelt voor het geheel en als optelsom van alle prachtige zinnen apart. Cfr De derde stem p. 89-90.

 In welke maatschappelijk historische tijd en in welke omgeving speelt het verhaal zich af? Is er maar één periode of locatie? Hoe laat de schrijver de maatschappelijke context mee resoneren in het verhaal? Zijn er dingen die ik over die tijd weet die de schrijver nadrukkelijk of heel subtiel niet in het boek laat doorklinken? Zo ja, waarom is dat dan?

Geen aanwijzingen hierover. Het is een tijdloos verhaal over verdriet van ouders die een kind verliezen. Hier een kind dat ze amper hebben kunnen leren kennen. De hoofdpersonages wonen duidelijk in een stad, dat lees je uit de wandelingen door de straten en de tocht achter de ambulance aan.

 Moet ik dingen opzoeken om het verhaal te begrijpen? Wat?

Neen

 Waar ligt de focus van het verhaal?

Op de dood van het kleine meisje en wat die met de ouders doet.

Op één episode met een duidelijk begin en einde? Eén afgebakend voorval per episode? Waarover gaat het, wat is het verhaalgegeven? Staat er een probleem centraal? Wordt het anekdotische overstegen? Als het verhaal bestaat uit verschillende episodes, hoe is de samenhang tussen de gebeurtenissen, personen, plaats en (historische) tijd en zijn de overgangen dan duidelijk?

Het gaat om allemaal ‘losse’ stukken die verenigd zijn rond het rouwproces. Van letterlijke beschrijvingen tot zeer allegorische stukken, afwisselend, vol van beeldspraak en vergelijkingen. Ze lijken zonder specifieke samenhang gebundeld te zijn, toch vermoed ik dat het heel bewust zo is geordend. Langzaam maar zeker ontrolt het verhaal zich en krijgt de lezer een zicht op wat er gebeurde.

 Zijn er elementen in het verhaal die steeds terugkomen, die elkaar versterken of steeds een ander aspect laten zien? Kortom: welke motieven en thema’s kan ik vinden?

De eenzaamheid van het verdriet, de vervreemding van de anderen. Twee keerpunten in de tijd: de geboorte van het meisje en kort nadien het sterven. De wereld die nooit meer zal zijn zoals voorheen.

 En tot slot: kan ik beelden en beeldspraak vinden? Staan er metaforen of zelfs symbolen in het verhaal? En zo ja, hoe sturen zij mijn denken en gevoelens over de personages en het verhaal? Wat is hun functie, waar staan ze voor?

Prachtig: het leven als een boek waarvan we zijn vergeten waar we zijn gebleven. 

De derde stem: waar hij de zoektocht in het schrijven verbeeldt door twee handen op een piano te beschrijven. Waar hij tussen inhoud en vorm een derde stem zoekt, die door het samengaan van die twee andere ontstaat, maar die hij moet ‘meezingen’ om ze niet te verliezen. Ongelooflijk mooi beschreven! Ik ben vol bewondering voor deze schrijver.

Het boek staat vol beelden en metaforen. Dat maakt het net zo sterk. Je leeft mee in de zoektocht van de schrijver in het omgaan met zijn onmetelijke verdriet. Via die beelden en metaforen slaagt hij erin om de lezer – die hopelijk zo’n groot verlies niet moest meemaken – te laten inleven in zijn ervaringen.

 

SCHRIJVER   - KARL OVE KNAUSGÅRD (deel 5 van Mijn Strijd)

(Helaas slechts gelezen tot iets verder dan halverwege – p 360. Ik lees intussen voort maar de kans ik klein dat ik tegen 16 dec het boek uit heb)

 

 Wie vertelt mij het verhaal? Weet hij alles of niet? Wat is het vertelperspectief, wisselt dat?

De schrijver, die intussen terwijl hij dit schrijft is doorgebroken, vertelt terugblikkend op zijn studententijd. Vanuit zijn eigen perspectief, niet alleswetend.

 Wat vertelt de eerste zin? Hoe zet de schrijver de ‘toon’?

De eerste zin geeft aan dat dit boek over 14 jaar in Bergen gaat. De schrijver geeft meteen ook aan dat hij het een vreselijke tijd vond “ik wist zo weinig, wilde zo veel, kreeg niets voor elkaar”. Na een introductie over herinneringen zoomt hij in op het einde van zijn vakantie, waarin hij vol verwachting naar zijn tijd en het studentenleven in Bergen uitkeek. Het eerste stuk is redelijk a-typisch voor het boek dat zich voornamelijk in Bergen afspeelt.

 Door wiens ogen kijk ik en hoe beïnvloedt dit mijn kijk? Is het maar één persoon of zijn het er meer?

Door de ogen van de jonge Karl Ove. Die als het ware midden in het verhaal leeft. We worden chronologisch een zeer gedetailleerd meegenomen in zijn herinneringen.

 Bij wie ligt mijn sympathie en in hoeverre word ik daarin gestuurd door de verteller?

De ik-figuur staat centraal, zijn vrienden, liefdes en familie krijgen via hem mee de sympathie. Hij stuurt de lezer dus mee in zijn ervaring.

 Als er meer vertellers, perspectieven zijn, wat zijn dan de onderlinge relaties, wat is ieders rol en motivatie in het verhaal? Hoe verhoudt iedereen zich tot de gebeurtenissen?

Er is maar een verteller. En tot nu toe ook maar een perspectief. Hij vertelt heel chronologisch, in tegenstelling tot eerdere boeken (bv Vader) waar hij vaker in- en uitzoomt.

 Zijn er personages in het boek van wie ik niet te weten kom wat zij zelf denken? Wat voor rol spelen zij?

Alles gebeurt honderd percent vanuit de ogen van de jonge Knausgård. Hij is heel verhalend maar interpreteert amper wat de anderen zouden denken. Hij vertelt vooral wat hijzelf of dat moment denkt dat ze denken. Hij onderneemt ook weinig pogingen om zich in te leven in de gedachten van de anderen.

 Wat zou het verhaal zijn als ik het ‘in goede ‘chronologische volgorde’ zou vertellen? Wat is het effect (voordeel) van door elkaar gooien? Krijg ik uiteindelijk een sluitend verhaal of zitten er gaten in?

Dit is erg chronologisch opgesteld. In tegenstelling tot een aantal andere van zijn boeken, nl Vader en Liefde, waar vaak in tijd en locatie wordt geswitcht.

 Hoe verhoudt de tijd binnen het verhaal zich tot de tijd die nodig is om het verhaal te vertellen? Zijn er sprongen in de tijd en hebben die een functie?

Van het einde van een vakantie, eerste schooljaar (in de schrijversopleiding) in Bergen en nadien de studie literatuurwetenschappen in dezelfde studentenomgeving. Ook zijn vakantiewerk in een instelling voor zwaar mentaal gehandicapten komt uitgebreid aan bod.

 In welke maatschappelijk historische tijd en in welke omgeving speelt het verhaal zich af? Is er maar één periode of locatie? Hoe laat de schrijver de maatschappelijke context mee resoneren in het verhaal? Zijn er dingen die ik over die tijd weet die de schrijver nadrukkelijk of heel subtiel niet in het boek laat doorklinken? Zo ja, waarom is dat dan?

Bergen staat centraal in dit boek. Verder enkele bezoeken aan familie of vakantie. De tijd wordt weliswaar aangegeven in de eerste zin (1988-2002), misschien zijn de muziekbands waar hij over spreekt nog het meest duidend over dat tijdperk. Ook de mindere aanwezigheid van IT is opvallend. Zo blijft Karl Ove een hele tijd aan zijn huis gekluisterd in de hoop dat het meisje van zijn dromen zou langskomen. In deze tijd van mobiele communicatie zou dit niet meer denkbaar zijn. 

 Moet ik dingen opzoeken om het verhaal te begrijpen? Wat?

Neen, ik moet wel even gaan opzoeken wanneer de schrijver geboren is om de vorige vraag te kunnen beantwoorden. Maar om het boek te begrijpen is dat niet nodig.

 Waar ligt de focus van het verhaal? Op één episode met een duidelijk begin en einde? Eén afgebakend voorval per episode? Waarover gaat het, wat is het verhaalgegeven? Staat er een probleem centraal? Wordt het anekdotische overstegen? Als het verhaal bestaat uit verschillende episodes, hoe is de samenhang tussen de gebeurtenissen, personen, plaats en (historische) tijd en zijn de overgangen dan duidelijk?

Zijn studententijd waarin hij wel weet dat hij schrijver wil worden, maar zich erg onzeker voelt. Het is eigen aan Knausgard dat hij zich bijzonder open en kwetsbaar opstelt, de lezer meeneemt in al zijn twijfels en wroeten. Hij kijkt meewarig terug op zijn eigen naïviteit en onzekerheid. Op de eerste bladzijde zegt hij dat hij het een vreselijke tijd vond en vat het zo samen: “ik wist zo weinig, wilde zo veel, kreeg niets voor elkaar”

Knausgard neemt de lezer mee in zijn zeer dagelijkse gewone bezigheden. Hij beschrijft ze met een enorme accuraatheid, alsof hij ze nog maar net heeft meegemaakt. Hij slaagt erin een permanente spanningsboog te creëren waarin je telkens denkt ‘en nu gaat het gebeuren’ maar er gebeurt niets bijzonders. Al zijn boeken uit ‘Mijn Strijd’ slepen me mee in zijn wereld, het is alsof je de mens persoonlijk kent.

Ik heb hem ook gezien bij Bozar in Brussel, hij sprak over zijn strijd en zijn boeken en tekende dit exemplaar voor me.

 Zijn er elementen in het verhaal die steeds terugkomen, die elkaar versterken of steeds een ander aspect laten zien? Kortom: welke motieven en thema’s kan ik vinden?

De overgang naar het studentenleven, het op eigen benen staan en het volwassen leven. Zijn zoektocht als schrijver, zijn onzekerheid over zijn schrijven zowel als over zijn sociale contacten.

 En tot slot: kan ik beelden en beeldspraak vinden? Staan er metaforen of zelfs symbolen in het verhaal? En zo ja, hoe sturen zij mijn denken en gevoelens over de personages en het verhaal? Wat is hun functie, waar staan ze voor?

Knausgard schrijft heel beeldend, hij brengt zijn omgeving met erg mooie woorden tot leven, maar is vooral erg realistisch. Soms verglijdt zijn beschrijving – zoals van een nat geregend bos- van een mooi beeldende weergave haast ongemerkt in een metafoor: hij vergelijkt de knoestige stammen en takken met de verwrongen lichamen in de instelling voor gehandicapten waar hij werkt.

 

Het beste wat we hebben – Griet Op De Beeck

Intro:

Dit boek komt niet voor op de lijst (is ook nog maar recent) en zou in eerste instantie ook niet autobiografisch genoemd worden, ware het niet dat Griet Op De Beeck bij het verschijnen ook publiekelijk over haar eigen traumatische ervaring heeft verteld. Dit geeft het boek wel een erg autobiografisch aspect. Ik koos bewust om dit boek te lezen, omdat ik zelf worstel met de vraag hoe expliciet autobiografisch ik wil schrijven of in hoeverre ik thema’s uit mijn eigen leven in een fictieverhaal wil verwerken.

 Wie vertelt mij het verhaal? Weet hij alles of niet? Wat is het vertelperspectief, wisselt dat?

De alwetende verteller is hier aan het woord vanuit de ogen van Lucas. Het is Suzanne, de zus van Lucas die als incestslachtoffer de personificatie is van de ervaring van Griet.

 Wat vertelt de eerste zin? Hoe zet de schrijver de ‘toon’?

“Hij had er drieënveertig jaar over gedaan om erachter te komen, maar hij was niet gemaakt om zich schrap te zetten.” Deze zin geeft aan dat deze man op deze leeftijd op een keerpunt in zijn leven staat. Daarmee weet je dat er duidelijk een nieuwe ‘fase’ start als het over zelfinzicht gaat.

 Door wiens ogen kijk ik en hoe beïnvloedt dit mijn kijk? Is het maar één persoon of zijn het er meer?

We kijken door de ogen va Lucas naar het gebeuren en het verleden. Het beïnvloedt zeker de kijk van de lezer. Zo stel ik me de vraag wat de achtergrond en (jeugd)ervaring van Isabelle is, die als hard en ambitieus wordt omgeschreven. Er wordt geen inzage gegeven in het waarom zij is zoals ze is, terwijl Lucas dat wel heel sterk doet als het gaat over zijn zus Suzanne, hemzelf of zelfs bij Pippa (zijn stiefdochter).

 Bij wie ligt mijn sympathie en in hoeverre word ik daarin gestuurd door de verteller?

De sympathie ligt bij de hoofdpersoon, diens zus en zijn nieuwe vrienden. Cfr hierboven, waar ik vind dat Isabelle wordt onderbelicht, zij wordt -weliswaar mild- als boosdoener afgeschilderd omdat zij geen behoefte voelt aan verdieping of (zelf)reflectie.

 Als er meer vertellers, perspectieven zijn, wat zijn dan de onderlinge relaties, wat is ieders rol en motivatie in het verhaal? Hoe verhoudt iedereen zich tot de gebeurtenissen?

Er is maar één perspectief

 Zijn er personages in het boek van wie ik niet te weten kom wat zij zelf denken? Wat voor rol spelen zij?

We krijgen vooral van Isabelle weinig zicht op haar innerlijke wereld. Het is net dat waar Lucas het zo moeilijk mee heeft, dat hij zij zo weinig gevoel lijkt te tonen. Ook de ouders en hun motieven zijn niet belicht. De vraag: ‘hoe komt het dat ze zijn zoals ze zijn’ wordt maar bij enkele personages uitgediept en bij anderen helemaal niet.

 Wat zou het verhaal zijn als ik het ‘in goede ‘chronologische volgorde’ zou vertellen? Wat is het effect (voordeel) van door elkaar gooien? Krijg ik uiteindelijk een sluitend verhaal of zitten er gaten in?

Het zijn juist de herinneringen die in stukken en brokken naar boven komen die mee bepalen hoe Lucas zich voelt. Ook zijn eigen twijfels over zijn relatie met Isabelle, met zijn werk en met de wereld worden gevoed met het terugblikken op het verleden. Het is een sluitend verhaal, vanuit Lucas zijn herinneringen. Maar chronologisch zou dit geen mooie spanningsboog opleveren.

 Hoe verhoudt de tijd binnen het verhaal zich tot de tijd die nodig is om het verhaal te vertellen? Zijn er sprongen in de tijd en hebben die een functie?

Het hele verhaal speelt zich op enkele weken tijd af, waarin Lucas aan de brug gaat wonen. Maar deze tijd gebruikt Lucas om terug te blikken op zijn kindertijd, zijn relatie van het begin tot waar ze momenteel gekomen is.

 In welke maatschappelijk historische tijd en in welke omgeving speelt het verhaal zich af? Is er maar één periode of locatie? Hoe laat de schrijver de maatschappelijke context mee resoneren in het verhaal? Zijn er dingen die ik over die tijd weet die de schrijver nadrukkelijk of heel subtiel niet in het boek laat doorklinken? Zo ja, waarom is dat dan?

Het boek is redelijk los van tijd en locatie geschreven, waardoor het herkenbaar kan blijven voor vele lezers. Anderzijds speelt het boek wel erg in op de hedendaagse thematieken: nl psychiatrie, onverwerkt verleden, nieuw samengesteld gezin, … Het verhaal speelt zich vooral af in de omgeving rond de brug of bij bezoeken aan de psychiatrisch instelling. Aan het einde bezoeken we ook het ouderlijk huis en een restaurant.

 Moet ik dingen opzoeken om het verhaal te begrijpen? Wat?

Neen

 Waar ligt de focus van het verhaal?

Op het proces dat Lucas doormaakt met al zijn twijfels. Een midlife crisis zouden sommigen het noemen.

Op één episode met een duidelijk begin en einde? Eén afgebakend voorval per episode? Waarover gaat het, wat is het verhaalgegeven? Staat er een probleem centraal? Wordt het anekdotische overstegen?

Zijn verblijf in het huis aan de brug. Vanaf de beslissing te vertrekken tot aan de knoop die hij doorhakt mbt zijn relatie.

Als het verhaal bestaat uit verschillende episodes, hoe is de samenhang tussen de gebeurtenissen, personen, plaats en (historische) tijd en zijn de overgangen dan duidelijk?

 

 Zijn er elementen in het verhaal die steeds terugkomen, die elkaar versterken of steeds een ander aspect laten zien? Kortom: welke motieven en thema’s kan ik vinden?

Elk van de mensen die Lucas aan de brug ontmoet, zijn aanvullend in zijn zoektocht in het leven en geven hem weer een nieuwe kijk (de 11-jarige jongen, de oude dame, de jonge vrouw).

 En tot slot: kan ik beelden en beeldspraak vinden? Staan er metaforen of zelfs symbolen in het verhaal? En zo ja, hoe sturen zij mijn denken en gevoelens over de personages en het verhaal? Wat is hun functie, waar staan ze voor?

De brug? Een sprong maken of niet?

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

1 dec. 2017 · 164 keer gelezen · 0 keer geliket