Er valt almaar meer
stilte
en woorden die tevergeefs worden
uitgesproken, de winter.
De kraaien vliegen op
langs haar ogen, de poten
ingehouden
hun kelen kraken als houten ratels.
Hij verwildert, wordt niet meer
graag gezien, maar gegeerd.
Hij probeert het
haar van zich af te schudden
maar wordt op de korrel genomen.
Het wapen dat hij veronachtzaamde
wacht op een lang uitgesteld
schot.