Zachtjes plant ik mijn handen
tussen haar schouderbladen,
haar elfenvleugels.
Soms zou ik zweren dat ik ze zie fladderen.
Ze herinneren me eraan
hoe sterk ze is
en hoe ze heeft gevochten.
Zonder woorden doet ze dat.
Ze hoeft alleen maar te zweven,
lichtvoetig de wereld om haar heen
te overschouwen en ik hoor haar
luidop denken: dit is mijn kans.
Zij heeft het me geleerd,
naar de wereld kijken als een mogelijkheid,
niet als een mogelijk gevaar.
Ze heeft de kinderlijke gave om te dromen
met wijdopen ogen, te horen
wat niet voor haar oren is bestemd
en de wijsheid om het in vraag te stellen.
Ik voel hoe haar schouders zich ontspannen
onder mijn vingers, ik geef haar een kneepje.
Je kan het, meisje, dat weet je.