Op een dag ben ik gewoon beginnen schrijven. Ik kon niet anders. Het was de enige manier om los te komen van de steeds weer over elkaar heen tuimelende woorden in mijn hoofd. Woorden werden zinnen die beelden vormden en eens ik ontdekt had dat ik me van hen kon bevrijden door ze gewoon op papier te zetten, was er geen weg terug. Ik schreef woorden in notitieboekjes en op kleine blaadjes. Later werden het dagboeken die geen kat ooit te lezen kreeg. Het zou me trouwens verbaasd hebben als dit gelukt zou zijn. Ik zag nog nooit een kat met een bril. Op school moest ik op het matje komen. De juf van het zesde leerjaar wilde niet geloven dat ik mijn opstelletjes zelf schreef. Ik kreeg een 5 op 10 en besloot om wat beter mijn best te doen. Ik schreef voortaan zoals een kind van 12 hoort te schrijven. Ik wilde niet opvallen in de klas.
In het hoger onderwijs kon ik mijn hartje uitleven. Hier werden mijn teksten vermomd als stageverslagen wel gewaardeerd. De leerkracht vroeg of ze enkele ervan mocht gebruiken als voorbeeld voor de nieuwe lichting leerlingen. Fier stemde ik toe. Van auteursrechten had ik nog nooit gehoord.
Het leven haalde me in met het harde werken, de zorg voor kinderen en gezin en de nodige levenslessen. In verloren momenten trachtte ik te ontsnappen om de woordenstroom uit mijn hoofd te bannen. Bladzijden vol letters gevormd tot zinnen verdwenen in een kist op zolder. Ooit zal ik al die teksten moeten verbranden. Ze geven te veel geheimen prijs van mijn innerlijke zielenroerselen.
Vorig jaar schonk mijn baas mij een laptop om thuis meer te kunnen werken. Ik kreeg er zo eentje die niet al te zwaar is en die je op je knieën kan leggen. Sindsdien zit ik in de zetel en ben ik hard aan het werk. Niemand die kan zien of wat ik doe ook echt werken is. Behalve dan de kat die luid spinnend op mijn schoot gebiologeerd naar het scherm kijkt.
Heeft er ooit al iemand onderzocht of katten echt niet kunnen lezen?