Bij onze eerste ontmoeting waren we jong en vooral naïef. Ik was er eerst. Jij volgde enkele maanden later. Samen werkten we op de aankoopafdeling van een firma gespecialiseerd in gereedschappen en hijsapparatuur. Wat klinkt dat lekker sexy en uitermate vrouwelijk ;-) Die smileys mogen nu in een geschreven tekst, naar heb ik vernomen.
Zoals je wel weet, heerste er op ons werk een schoolse mentaliteit. Soms ging het er zowaar aan toe als in een kostschool. We zaten in rijen van vier achter elkaar. De slimmeriken en degenen die niet goed zagen, zoals Erik, vooraan, het gepeupel achteraan. Jij zat aan de deur van de grote baas, de Fernand. Een strategische plek, zo wist je wie er wanneer op appel moest komen.
Onze vriendschap sloeg over tijdens onze middagpauze. Op de Sint-Jacobsmarkt in Antwerpen ontmoetten we elkaar. Elke middag kon je me vinden op een bank aan het basketbalplein. Ik steevast met als middagmaal enkel een appel. Ik weet niet wat jij at, want jij kwam pas na je middagmaal naar me toe. In die buurt was veel te beleven. We zaten midden de “rosse buurt”, maar tijdens de dag was daar weinig van te merken. De Groenplaats was op wandelafstand met toen nog de Innovation.
Onze vriendschap bloeide en groeide. We staken de draak met iedereen op het bedrijf en verzonnen bijnamen. Den Bernard noemden we “den titser”, omdat hij het niet kon laten om af en toe de achterste ronde vormen van vrouwen te betasten. In deze tijd zou het zeker voer zijn voor “ongewenst seksueel gedrag”, maar toen werd dat meer getolereerd.
Tijdens de werkuren was het verboden om te praten. We deden dat dus in onze middagpauze op het gekende plein tot een nieuw medium zijn intrede deed. Vanaf dan was het ook mogelijk om te communiceren via onze computer. Niemand die het zou opmerken of zouden onze razendsnelle vingers en opzwepend getokkel ons verraden ?
Ik zei het al, we waren nog wat ongekunsteld. Op een dag bemerkte Véronique, mijn vriendin dus, een vacature voor haar eigen functie in de krant. Op maandagochtend vroeg ze onmiddellijk een gesprek aan met de grote baas. Het was inderdaad zo, beaamde hij. Ik zat mee in het complot. Hij vond dat we teveel praatten. Als twee onschuldige schaapjes zaten we nu naast elkaar over hem. Hij schuifelde met de houten lade van zijn bureau. Zijn pezige handen haalden een pak A4 pagina’s uit de schuif en hij zei kordaat :
‘hier dat is wat jullie de laatste weken allemaal hebben geschreven’.
Véronique liet haar ogen al snel op haar schoot zakken en ik kreeg een stevige blos, zeker omdat we wisten dat we iedereen uit het bedrijf een mouw hadden gepast en niet in het minste onze hogeren. Met als climax de uitspraak van Véronique dat de jongste van het trio, ook twee zonen van Fernand werkten mee in het bedrijf, haar wel zou kunnen krijgen.
We werken al lang niet meer op dat bedrijf, maar zijn nog wel nog steeds vriendinnen. Praten doen we nu nog altijd ofwel met messenger, ééns een chatter, altijd een chatter of life met een lekker hapje en drankje.