‘Als ge op tram zeven wacht, dan kunt ge nog lang wachten,’ kirt een oud madammeke vanonder haar paraplu. Het moet weer lukken dat het regent op de avond dat ik beslis om te ontsnappen uit het psychiatrisch centrum.
En dan die klote tram die vandaag is afgeschaft.
Bon. Te voet dan maar.
Fuck mijn leven.
Fuck de wereld.
Fuck degene die mij tegen wil en dank op deze wereld heeft gezet.
Ik trek mijn kap over mijn hoofd en begin te stappen richting Antwerpen centrum. Mijn schoenen vullen zich direct met het water dat vanuit de lucht naar beneden gutst. Serieus gast: nog geen drie meter verder en ik voel mijn onderbroek al tegen mijn kont plakken. En zeggen dat het de voorbije week om te smelten was.
Fred heeft laten weten dat ze voor de Korsakov zitten. Niet ‘in’ de Korsakov, want dat mocht niet met al die voze Corona maatregelen. Eerst wat pinten hijsen met de maten en tegen de ochtend, als het Mechelseplein alweer krioelt van de chique madammen die naar de bakker gaan, waggel ik op mijn gemak naar huis. Ons ma zal nogal eens verschieten als ze mijn gezicht ziet. Ik kan wat koffiekoeken meenemen. Misschien vindt ze het dan wel oké dat ik thuisblijf.
Ik snap trouwens niet waarom ik eigenlijk niet van in het begin van die belachelijk quarantaine naar huis mocht van haar. ‘Ik heb het te druk met andere dingen,’ moet ons ma hebben gezegd tegen de verpleging. Te druk? Ik bedoel, het is wel Corona hé gast. Iedereen zit thuis een beetje technisch werkloos te zijn. De Fred doet al vijf weken niks anders dan Netflix kijken. Hij zegt dat hij al zo goed als alles heeft gezien ondertussen en dat hij zijn geld gaat terugvragen, omdat ge voor dat geld toch wel langer dan vijf weken zoet zou mogen zijn. De Fred da’s nogal ne gierige, ziet ge. Die trakteert ook nooit op café.
Soit.
Ons ma dus. Ze heeft het zeker gewoon te druk met die mormels van haar nieuwe vriend. Pheadrake en Mattis, alle twee nog in de lagere school maar nu al alle symptomen van de pubertijd. Ik hoop dat ze hen niet op mijn slaapkamer te slapen heeft gelegd of het kot is te klein. Als ik daar niet mag slapen, dan mag niemand daar slapen.
‘Moet gij geen mondmasker dragen?’ een schoon poppemieke met zwart omrande ogen kijkt mij arrogant aan. Haar stem klinkt zoet als een suikerspin van de foor.
‘Gade gij ook beginnen?’ zeg ik. ‘Een mondmasker! Wat ne bullshit is dat, jong? In’t psychiatrisch centrum zagen ze daar ook altijd over.’
Daar, ik heb het gezegd: ‘psychiatrisch centrum’. Nu zal ze wel rap stoppen met mekkeren, ’t poppemieke met haar schoon gelakte nageltjes.
‘Kijkt gij in het centrum niet naar het nieuws ofzo?’ vraagt ze mij op een nog arrogantere toon.
‘Fuck you kalf,’ zeg ik en zoek mijn pak sigaretten in mijn broekzak. ‘Ga op een ander neuten met uwen franken teut.'
‘Chill hé patser, geef mij een sigaret en ik zal de flikken niet bellen.’ De glimlach die op haar bloedrode lippen verschijnt, windt mij op. Ze zou het mij geen twee keer moeten vragen, dat zweer ik. Met haar donker lang haar dat door de regen verwilderd langs haar poppengezichtje hangt.
‘Zijt gij wel al meerderjarig?’ vraag ik en steek een sigaret op. Ik speel een beetje nonchalant met de peuk tussen mijn vingers.
‘Eénentwintig. Moet ge mijn paspoort zien ofzo?’ Ze zet haar handen haar zij en neemt een houding aan die mijn goesting alleen maar doet stijgen.
‘Neen, neen ’t is al goed,’ zeg ik en geef haar een sigaret.
‘Psychiatrische instelling, hé? ’ Ze zet haar lippen rond de filter van de sigaret en neemt een lange trek. De koude natte broek rond mijn kruis van daarnet, begint nu verdacht heet aan te voelen.
‘Moet gij dan niet binnen zijn voor het avondeten ofzo op dit uur van de dag?’
Ik grinnik: ‘Neen, gast. Ik ga ons ma verrassen. Ze dacht dat ze mij daar in die psychiatrische keet kon laten wegrotten, maar ik ben ontsnapt. Nu zal ik worden geschorst en dan word ik zeker naar huis gestuurd. Dan zit ze sowieso met mij opgescheept.’
‘Stoer,’ zegt het poppemieke. ‘Ik ben Lily trouwens.’
‘Seppe,’ zeg ik en knipoog eens vettig in haar richting. Dat zal ze wel lekker vinden met haar veel te kort rokske en haar rode fuck-me-botjes. Als ge dat met dit weer aandoet, dan vraagt ge erom dat mannen vuile gedachten over u hebben.
‘Seppe? Coole naam.’ Lily neemt nog een trek van haar sigaret. Ze inhaleert, likt dan met haar tong langs haar lippen en bijt dan even op haar onderlip. Daarna blaast ze de rook uit langs haar pijpmondje. Als ze zo verder doet, dan ontplof ik waar ze bijstaat.
‘Bon, Seppe. Ik moet naar huis. Ik zou u mijn nummer wel geven, maar dat zou mijn vriend niet zo tof vinden.’
Hare vriend? Tuurlijk, ’t was te denken. Vuil teef, zo misbruik maken van mijn geilheid om sigaretten af te luizen.
‘Oké, ik moet toch gaan zuipen met mijn maten. Geen tijd dus voor grieten,’ zeg ik zonder haar aan te kijken.
Lily lacht kort en loopt dan de straat uit. Ik blijf staan en kijk haar wiegende heupen na. In mijn broekzak voel ik mijn gsm trillen. ‘Seppe aan de lijn jo,’ neem ik op.
‘Yo bro, ’t is de Fred hier. Wij gaan naar huis hé maat, ’t is te slecht weer om op ’t straat te hangen.’
‘Ale gast, wacht efkes, ik ben er bijna. Ik ben speciaal voor ulle ontsnapt uit die klote gevangenis van een instelling.'
‘Nee maat, we zijn echt doorweekt en ons moeder heeft spaghetti thuis gemaakt. Ik ga thuis eten, jo. Spijtig van die ontsnapping en al, maar misschien volgend week nog eens hé. Yoow!’
Weg is Fred, klootzak. Zijn moeder heeft spaghetti gemaakt, fucking debiel. Hij kan op zijn minst vragen of ik niet wil mee-eten. Dan maar terug naar het centrum, want ons ma zal mij toch niet willen binnenlaten. Maar als ik straks in’t centrum geschorst word, dan moet ze mij wel weer binnen pakken.
Op de weg naar het psychiatrisch centrum passeren mij drie trams zeven. Ineens had de Lijn wel goesting om te rijden ofwa? De regen valt weer met bakken uit de hemel. Mijn kleren plakken tegen mijn lijf.
In’t centrum zit er al een verpleegster op mij te wachten.
‘Ah Seppe, ne plezante avond gehad?’ De tang lacht haar gele tanden bloot.
‘Och jong,…’ mompel ik en smijt mezelf op een bank in de inkomhal. ‘Bon, ik ben geschorst zeker? Belt ons ma maar dat ze mij komt halen hé.’
De verpleegster begint zo hard te lachen dat haar moddervette reet ervan trilt.
‘Neen, manneke,’ hikt ze, ‘dat had ge graag gewild hé, dat we u naar huis zouden sturen. Neen, neen, gij blijft schonekes hier in quarantaine. En als extraatje moogt gij de komende twee weken met een mondmaskerke rondlopen, zodat ge de anderen niet ziek maakt. We gaan geen risico’s nemen.’
‘Fuck you trut,’ zeg ik en laat mijn hoofd in mijn handen zakken.
‘Bon en ga nu maar slapen,’ kwettert het vette wijf.
Ik strompel naar mijn kamer en ga op bed liggen. Op het plafond kruipt een spin met zeven poten. Iedereen heeft zijn problemen zeker.
Maar toch: fuck mijn leven.
Fuck de wereld.
Fuck degene die mij tegen wil en dank op deze wereld heeft gezet.