Je zegt dat ik de wereld oprol
tot een krant die ik niet
lezen wil, liever
sla ik er het slechte nieuws
mee dood, als vliegen.
Dikke bromvliegen die
over koppen kruipen,
oren die zich liever sluiten
voor hun gezoem.
Je fluistert lieve woordjes
om het goed te maken,
er is ook een rubriek waar
ik om zou moeten lachen,
zeg je. En ik wacht
tot ik het hoor. Het geluid
van mijn stem, een belofte,
iets waaruit blijkt dat jij
het bij het verkeerde eind
hebt. Waarom mep je niet?
Je vraagt het alsof je verwacht
dat ik het antwoord weet.
En weeral zwijg ik want
ik wacht.
Trouw als een hond met mijn
neus in de lucht, daar is de gleuf.
De klep van de brievenbus
gaat open en terug dicht.
Ook vandaag kan ik het gewicht
van het nieuws niet dragen.
Dus leg ik mijn hoofd
op de mat. En ik droom
verder.