Jouw ogen, deur naar je ziel.
Ik weet niet hoe je te benaderen, toch schuif ik naar je toe, vlotjes.
Als een indringer in het geheel.
Een laatkomer.
Toch weet ik dat in mijn broekzak zich een sleutelbos bevindt.
Ik circuleer en promeneer.
Dartel rond jouw présence als een valk boven zijn prooi.
Ik neem je waar.
Echt.
In mijn ooghoeken vat ik de plooien van je haardos.
Ik proef je reeds.
Wisselen we kreten?
Of houden we het bij blikken?
Ik weet jouw geheim.
Mijn passie is de sleutel, jouw licham is het sleutelgat.
En de deur die opengaat, brengt ons naar het eeuwige.
