“Is het eindelijk zover?”
Een vormeloze gestalte – zwarte schaduw – besluipt me,
hurkt over me heen.
“Maak het af”, zei ze half lachend.
“Toon dat je de ballen hebt om te gaan”
Ik keek in haar ogen, zag niets
en boog het hoofd.
In een zee van grijze kiezels bemerkte ik
een sigarettenpeuk met rode lipstickafdruk.
Er was champagne en Miles Davis in een rokerige
sluier van prettig geroezemoes.
Het leek me best gezellig daar.
Dit is geen sterven, dacht ik nog,
dit is slechts traag vallen.