Nu de afstand tussen ons
tastbaar is geworden
als een muur zonder voegen
verlangen we naar iets
dat groter is dan onszelf.
We zijn verloren schapen
zonder kudde, sterren
in een maanloze nacht
zaadjes in koude grond.
Stiekem willen we allemaal
gered worden.
Dus verleggen we stenen
in een rivier, wachten op een teken
van een vriendelijke god
een Messias die de leegte
vorm geeft.
We zijn bomen
niemand ziet ons groeien.
(c) Leen Raats