Het begon aan de kathedraal Saint André in Bordeaux. Alle termen die mij even makkelijk afgingen als in- en uitademen leken meegenomen door het enige zuchtje wind dat ik die dag op mijn huid voelde. Ik keek naar de beelden, naar de sierlijke tierlantijnen op de gevel en de rijkversierde poort. En toen bleef mijn blik hangen op de groep die al de heel de dag drentelde achter de blauwe paraplu die ik boven mijn hoofd hield. Sommige keken verwachtingsvol. Hier en daar mocht de kathedraal de fiere achtergrond zijn van nog maar een selfie. Maar bovenal zag ik vragende ogen. In mijn hoofd startte een ware wedloop. Mijn gedachten spurtten van links naar rechts. Trokken lades en kasten open, op zoek naar alle kennis die ik ooit over deze kathedraal had weggeborgen. Of algemener over de bouwstijl of zelfs de tijdsperiode.
Ik vond niets. Geen woord, geen term kon ik me herinneren.
De vragende blikken in de groep kregen een geïrriteerd laagje. De hitte op het plein drukte zwaar op mijn schouders. Haastig duwde ik blauwe paraplu hoog de lucht in, draaide naar links en marcheerde weg van het plein. Irritatie golfde door de groep, maar ze haastten zich achter me aan. Ik leidde hen door kleine straatjes tot aan Place de la Bourse, waar de tourbus stond.
‘Wacht hier’, mompelde ik. Zacht legde ik mijn paraplu op een bankje en stapte op de tourbus. ‘Naar de kust’, commandeerde ik de chauffeur.
Dus hier sta ik. Het water golft over mijn voeten. Er alleen maar zout en lucht. Wat golven en schuimkoppen. Net wat mijn hoofd nodig heeft, een eindeloze vlakte vol niets.
Heel even vraag ik me af hoe gaat met mijn groep, daar bij mijn blauwe paraplu op La Place de la Bourse, maar dan vliegt er een meeuw voorbij en is het weer stil in mijn hoofd.