Strijkers in de poetshulpwinkel verheffen het dagelijks leven tot kunst.
Er ritselt iets door de blaren van de overheidsambtenaar.
Zal het vanavond gebeuren?
“De vervolmaking van de wereld?” vraagt iemand nog.
Maar het is al veel te laat.
Er ritselt iets door de blaren van de overheidsambtenaar.
In elke koffiefilter groeit nu een boompje.
Een druivelaar scheert rakelings mijn kamervenster.
In de stad hangt nog steeds die vervelende geur waarvan van niemand ooit de oorsprong heeft gekend.
Vandaag staat het minder dan ooit in de sterren geschreven.
Maar een houtwurm woekert in mijn dagelijkse krant.
Enkelingen storten zich al ter aarde vanop zekere hoogte.
Hun beenafstand meer bepaald.
Maar goed, ik heb ze nooit anders gekend, de voortrekkers.
Ze sleuren ons mee aan hun touw van eetbare zijde.
Hoe meer volgers op het Facebookschip, hoe meer drenkelingen.
In de klas durft een dapper maar overijverig jongetje een vraag te opperen.
“Meester, wat gebeurt hier?” een schriel vingertje daadkrachtig het grote niets op zijn overgrote atlas aanwijzend.
“Daar trekken we op excursie, mijn kind.”
Hij kijkt nog even in het rond om meer vragen de wortel uit te knippen.
Bartje zwaait trots met het schaartje in zijn handen.
“Weet U meer, meester?”
“Natuurlijk, daar zijn meesters voor, kinderen bij te leren.”
“Kan ik dan mijn vrijheid terugwinnen?” vraagt kleine Bart.
“Dan zal je door het venster moeten, vrees ik.”
Bartje keek bevreesd naar de gekscherende druivelaar.
Het leek alsof hij daadkrachtig een schriel vingertje naar hem uitstrekte.
En Bartje trok de wereld in.
Er was niets te groot voor kleine Bart.
Alles leek wel op maat gemaakt door een goddelijke schepper.
Aan zijn hand vond hij het dappere jongetje.
“Mag ik mee naar de vervolmaking van de wereld?”
“Laat mijn hand niet los tot ik het zeg.” antwoordde Bartje vastberaden zoals iedereen hem kende.
Toen kwamen ze bij een enorm verkeerslicht.
“Het …”
Het dappere jongetje liet los.
“Het is groen.” wou kleine Bart nog zeggen.
Maar spreken kon hij niet meer.
Overal waar hij kon zien was er bewustzijn.
Het dappere jongetje was verloren.
Strijkers in de poetshulpwinkel verheffen het dagelijks leven tot kunst.
Maar dat vond hij niet al te serieus.
Hij keek op.
“Mama, ik wil wijsgeer worden.”