stel: een plaag treft ons geheugen.
vrienden worden weer vreemden.
alleen jij kent nog de draden van het net.
je speldt onze naam op de borst,
we mogen opnieuw de handen drukken.
met een frons voorover reiken. ‘van waar ken ik je?’
je mag het stof van de achteruitkijkspiegel blazen.
de keten die ons bindt opnieuw smeden
op het aambeeld van nu of nooit.
ons herinneren aan de flaters.
aan de bruiloft, de uitvaart en de vloek van een vete,
aan hoe het kruispunt een laatste trefpunt werd
maar jij zet het keerpunt in het vet.
je wrijft de kreuken uit het klad. je wast het wit.
we mogen het blad opnieuw met inkt bevlekken.