Terrasje

24 feb 2015 · 8 keer gelezen · 0 keer geliket

Losjes uit de pols liepen er vier stoere boys door het Gentse. Ze praten met een zeer plat en marginaal accent. Niet dat ik het Gents niet mooi vindt, integendeel, maar van deze gasten kan je bespeuren dat ze uit Eeklo komen. Hun rotte tanden en bolle gezichten spreken boekdelen. De tweede van links bleek mij zeer prettig om eens grondig te analyseren. Zijn bruinlederen vestje spande strak rond zijn kraag, terwijl de zonnige stralen neerdaalden over het terrasje en Stevie Nicks dit warme gevoel alleen maar versterkte. De barvrouw was in t-shirt gekleed. Ze was kort gemouwd en droeg iets blauw met witte strepen. Ze was reeds op leeftijd – de vrouw, niet het t-shirt – en men herkende de passie van haar ziel in de korte zinnen die ze sprak met de bikers die hier hun glaasje kwamen drinken. Of die vier stoere boys bij de rest van dit Harley-volk hoorden, zou een raadsel blijven. De dikke met zijn leren vest droeg een Tony Montana-achtige zonnebril die hem meer deed overkomen als een mislukte nouveau-riches Rus dan een biker. Naast mij zit ondertussen een mens, die op het eerste zicht wat levenskwaliteit bezit. Hij zucht in de richting van zijn touchscreen alsof hij de aanhoudende technologisering beu is maar onweerstaanbaar wordt meegesleurd in het meegaan met zijn tijd. De vier jongens vormen nu, meer dan ooit, een zware stijlbreuk aangezien er een schattig ouder alternatief koppel bij me aan tafel is komen zitten. Zij is de Nederlandse reïncarnatie van Janis Joplin en draagt een mooie neuspiercing. Ze is lichtjes aangestoken van de jenever, maar heeft een goeie fond en een goed hart. De man naast me heeft een rolsigaretje liggen in de asbak en blijft naar beneden staren in de hoop dat de problemen met zijn gsm zichzelf zullen oplossen. De blonde barvrouw deed een goed woordje met het koppel dat hier blijkbaar regelmatig blijft hangen. De vrouw van het koppel, intrigerend als ze is, vermijdt oogcontact. Ze draagt twee paar zilveren ringen rond haar beide handen. Rond haar middenvinger van haar rechterhand draagt ze ene met een fuschia-achtige edelsteen in verwerkt. Die rond de middenvinger van haar linkerhand is er ene met een cadmium-achtige edelsteen in. De andere twee zijn gemaakt in sober zilver. Hij, haar metgezel, heeft weelderige lokken die spijtig genoeg bedekt zijn door een kramikkelige muts. Nadat een helse windvlaag blaast over het terras der individuen, kruisen onze blikken. De vrouw blaast alsof ze moeder natuur zelf was die de beauforts deed aanwakkeren. De vier boys nippen nog steeds van hetzelfde duvelglas, dat ze ten minste een half uur geleden bestelden. Tony Montana staat op en gaat plassen. De anderen maken haantjes- en kippengeluiden om de aandacht van de barvrouw te trekken. Het kan ook dat ze zichzelf opjutten. Wie zal het zeggen? Het luide gelach kan er alleen op wijzen dat de jongens graag in het centrum van de belangstelling staan. Alsof ze er een bepaald profijt van hebben om zichzelf te profileren. Moloko heeft het ondertussen overgenomen van Fleetwood Mac en terwijl haar zachte stem me vertelt dat het nu de tijd is, bewaart mevrouw, van het alternatieve koppel, haar tabak tussen de benen om te vermijden dat de windvlaag deze meesleurt. Ze praat met een scherpe stem: "Het zal wel gaan zeker." tegen haar compagnon en drinkt eens van haar koffie. Het vreemde is dat de vrouw én een koffie op tafel heeft staan én een witte wijn om van te drinken. Twee tafels verders zit er een mopshond, gekruist met een Jack Russel, een dame af te lekken van kop tot borst. Nog enkele seconden en hij zou haar tepels beet hebben met zijn kleine glibberige tong. Gelukkig, in het welzijn van de mensen op dit terras en in mijn eigen welzijn, trekt het baasje op tijd aan de leiband zodat hondje niet verlekkerd wordt door de borst van de eigenaardige dame. Toch vreemd dat ik me net hier, op een eigen manier tot rust voel komen. Op dit kleine eiland, gevuld met bikers, rokers, alternatieven, vreemdelingen en stoere boys, die vanachter hun luide opmerkingen toch opgaan in het decor van dit etablissement. Een vreemde Abraham, gekleed in militair costume, komt als het ware uit de grond geschoten en speelt enkele korte noten op zijn handgemaakte gitaar als sonnata voor het koppel dat hier naast mij zit. De vrouw bekijkt me en in haar gezicht lees ik een innerlijke lach. Haar ogen zijn gespitst, net als de mijne, wanneer ik lach. Haar haar vertoont reeds enkele grijze lokken, die omhoogschieten als wortels uit de wortels van haar goed zichtbare haarlijn. De kerels lachen luidkeels om de arme lichtbegaafde man die hier met volle overgave zijn ziel blootlegt. Hij wordt al even snel dat hij hier gekomen is, aangesproken door de barvrouw, die hem onverschillig de overkant van de straat wijst, weder om het welzijn van de klanten. Wij klanten hebben toch een belangrijk hoogstaand welzijn, nietwaar? De discussie van de boys verlaagt zich van een doodlopende straat naar een becommentariëring van enkele jonge deernes die voorbij het terras huppelen. De vrouw, de hippievrouw, lacht met een innerlijke puurheid, niet exaltisch, niet boertig, maar geleidelijk en gematigd, net als Louis-Phillipe, conciërge van het clubhuis Azalea, gelegen in het Oude Begijnhof. Het is een oude man met honderdduizend verhalen waarvan de meerderheid van de mensen die het met hem zouden hebben meegemaakt, reeds dood zijn om het te kunnen bevestigen. Een man wiens levenservaring hoger piekt dan een gemiddelde mens voor mogelijk acht. Aan de pols van de vrouw zijn verschillende bandjes gebonden, elk staande voor één specifiek verhaal. Dit in tegenstelling tot mijn eigen pols, waar er enkel één individueel spritueel verhaal te lezen valt.


De hoge kraan blokkeert de stralen van de zon die mijn aangezicht willen bereiken. De enkeling naast mij rolt nog een sigaretje en verbazend genoeg leest hij het stripverhaal van Cowboy Henk. De jongens achteraan bestellen nu pas hun tweede Duvel. Voor het terras stopt een vers bikerskoppel met een blinkende zwart met zilveren chopper. Men kon denken dat hij recht uit de vitrine kwam. De man is kaal en draagt een feloranje (lederen) jas. De jongens schaterlachen. Zij, aannemend dat het zijn vrouw is, heeft blonde golvende haren, die meer neigen naar het witte dan naar het blonde. Ze begroet vriendelijk de mensen die haar man begroette. Haar oppervlakkige elegantie en finesse zijn reeds lange tijd verdord. Haar stem is reeds enkele jaren overgenomen door de nasleep van teer en tabak. Het haar is het laatste spoor van haar vroegere wulpse bestaan. Tanden, oogleden, kaakbenen, kin, alles is aangetast door de onverbiddelijke tijd en binnen in haar longen groeit iets waar zij nu nog geen besef van heeft. De kleine irritante hond bespringt haar en even gaat ze er zo in op dat ze al de rest vergeet.

Na dat éné duveltje is het voor de jongens zeer moeilijk om zich nog in te houden. Hun gelach wordt luider en luider, nu echt de concentratie bijna volledig verbrekend. De man hiernaast rookt nog steeds rustig van zijn eerste gerolde sigaretje en ondanks zijn felle, aerodynamische zonnebril, leeft hij hoe hij zichzelf laat uitstralen: cool, sober en wijs. De Humo kan misschien ooit progressief geweest zijn, vandaag heeft het zijn ideologische waarde verloren. Maar dit zal hij zelf ook wel weten. Het koppeltje heeft besloten een zakje chips te bestellen om de honger, die opkomt wanneer enkele glazen achterover geslagen worden, te stillen. Had ik maar een lekker krokant zakje chips, ik zou m'n gangen gaan. Nu koester ik een gevoel van blijdschap omdat daarstraks, ik op mijn vorige treinrit een doosje pringles tegenkwam met nog twee lekkere exemplaren en een hoop gruis erin. De vrouw die tegenover me zat in de trein bekeek me al was ik een zwerver.

Blijkt nu, uit een conversatie met de man en een voorbijganger, dat de hippie een oud-bokser is. Er blijkt nog meer uit de kakelgeluiden die de jongens maken op diezelfde voorbijganger. Door de aangewakkelde interesse in dit terras, door de kusjes met de vier boys en door de knikjes naar de bikers, merk ik dat die voorbijganger niet zomaar een voorbijganger is. Zijn neus heeft het al hard te verduren gehad. De barvrouw wandelt naar buiten om hem te begroeten en ze laat opeens een portefeuille vallen. Alle blikken van alle terrasjesgangers flitsen in één seconde naar de stroom van vijf-euro-biljetten die onophoudelijk rondfladderen en meegenomen worden door de wind. Enige opschudding ontstaat wanneer de vier boys recht springen, de tafel op grond valt en zij als wilde stieren achter de blauwe briefjes sprinten. De bikers doen hetzelfde. Het hippiekoppel verandert op één seconde van sympathiek naar hebberig en gretig grijpen ze naar alles wat ze kunnen. Een totale chaos ontstaat, toeristen snellen samen om toch maar een glimp van de uitgestrooide schatkist te kunnen bemachtigen. De barvrouw knielt neer een slaat een kruis terwijl ze naar de hemel kijkt. Gewillig ontdoet ze zichzelf van haar blouse en beha. Ze draagt enkel nog een gebleekte jeansbroek en een paar sportschoenen. Haar borsten zijn puntig en de wind die zo hevig blaast, snijdt haar tepels waardoor deze naar de hemel wijzen. De zonsondergang verblindt haar, ze sluit haar ogen en ze spreekt enkele woorden tot zichzelf, alsof ze bidt. Zelfs de man met de levenservaring is, zo banaal als maar kan, mee gaan grijpen naar een geluk van extra korte duur. Zij, nog steeds neerknielend, kruist haar armen en neemt haar eigen borsten in de hand. Ze stopt met murmeren en kust de lucht. Haar lippen omarmen blindelings het gewaai. Haar weelderig blond haar golft zich rondom haar hele hoofd. Ze staat recht en bekijkt me met een blik waarvan ik niet weet hoe hem te beschrijven. De gouden haren verstoppen haar diepe ogen maar door de windvlagen blijven deze continu in beweging en laten een penetratie van mijn eigen blik toe. Ze ziet mij. Ze ziet mij kijken in haar ziel. Ze staat onbeweeglijk voor me en een energie wisselt zich uit alsof de hele chaos die heerst als onbelangrijk bestempeld wordt. De windvlagen, de toestroom van mensen en het rondvliegende geld, alles is niet echt, alles beweegt maar is niet van belang. Het enige wat van belang is, is bevroren, is vastgelegd in de kruising van de blikken die ons heden daar bepaalt. Ons bestaan is vastgelegd door dit moment. Ze kijkt terug en ze snijdt met haar ogen een stuk uit mijn ziel. Alsof deze laatste lijdt van een brandwonde, die tegelijk genezen is, volledig geheeld, en waarover gestreeld wordt als een zachte koestering van een gevoelige plaats. Ze draait zich om en sprint weg, zo hard ze kan de verte in, de horizon in. Ik zie haar nooit meer terug.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

24 feb 2015 · 8 keer gelezen · 0 keer geliket