Theo en Thea zitten tevreden naast elkaar in de trein het voorbijvliegende landschap te bewonderen. Het is heel anders dan in een bus zitten, wat ze de laatste jaren met georganiseerde uitstappen van de seniorenvereniging gewoon zijn te doen. Nu is het maar af en toe dat er auto’s en huizen te zien zijn. Het groen, dat toch overheerst langs deze wegen, geeft hen een warm gevoel.
Lang geleden dat ze de trein namen, en dan nog voor een lange afstand. Ze zijn door Els, hun jongste kleindochter uitgenodigd om een paar dagen in een gehuurde chalet in de Ardennen te verblijven. Ze vonden het een zeer vreemde vraag. Een kleinkind alleen in de Ardennen, ze is jong en wil toch wat. Of wenst ze hen gewoon een paar dagen dicht bij haar. Ze verwonderden zich daarover, die lieve kleindochter springt toch regelmatig bij hen binnen. Altijd opgewekt vertelt ze over haar leven waarmee ze Theo en Thea een aangenaam moment bezorgd. De laatste tijd is ze nog opvallender levenslustig. Bij hun vraag of ze de grote liefde ontdekt heeft, is ze lang met blozende wangen en tintelende dromerige ogen blijven staren. Dat heeft een tijdje geduurd, de grootjes drongen niet meer aan. Het bleef leuk te zien hoe ze zich onwennig gedroeg. Een maand geleden kwam het er ineens uit, de woordenvloed over Matthias is sindsdien niet meer te stoppen. Zal zij hem vandaag aan hen voorstellen?
Van opwinding moet Thea naar het toilet. Niet dat ze het prettig vindt, zegt ze tegen Theo, maar de uitrusting is veel beter dan vroeger, heeft ze zich laten vertellen.
Het moment is blijkbaar niet goed gekozen, ze is net verdwenen wanneer de trein in een station stopt. Mag je dan wel gebruik maken van deze accommodatie? Vroeger in ieder geval niet, dat kan Theo zich nog herinneren. Hij fronst daarom even de wenkbrauwen, maar profiteert toch van de stilstand om even recht te staan en zijn rug te strekken.
Daar is Thea al terug. Maar wat is dat nu? De trein krijgt een schok en met haar oude benen kan Thea zich niet staande houden. Gelukkig valt ze tegen Theo, die haar stevig vastgrijpt. “Mmm, wat ruik je lekker, dat lijkt op die goede oude 4711.” “Ja”, giechelt Thea: “Ik wilde je verrassen. Weet je nog hoe wij elkaar ontmoetten?”
Ondertussen zijn ze terug gaan zitten, als een jong koppel met de handen in elkaar geslagen en dicht tegeneen geschoven. Theo heeft, zoals een verliefde jongen, twinkelende ogen bij de herinnering. “Het kan geen toeval zijn. Jij bent toen ook in mijn armen gevallen door een grote schok van de trein. Treinen die gekoppeld worden of zo. Mogelijk was dat nu ook het geval. Maar toen ging dat met nog meer gepiep en was de klap veel harder. Meerdere mensen vielen bijna om. Ik had het geluk dat jij tegen mij viel. En het eerste wat ik merkte, was je prikkelende geur. God ja, je had je voet omgeslagen en we kregen onmiddellijk plaats op een bank. Er waren toen wel minder lege plekken dan nu, maar enkele bezorgde mensen stonden onmiddellijk op, zodat jij je schoen kon uitdoen.” “Ja, en jij was ook toen al zo hoffelijk mijn voet te masseren. Nu noemen we dat hoffelijk, toen was dat onbeschaamd. De mensen zullen wel geschokt gekeken hebben. Maar wij wisten van niets.” “Ik geraakte niet uitgekeken op jou, en je geur was zo heerlijk. Ik denk dat ik dat ook onmiddellijk gezegd heb.” Ja, jij kleine charmeur. Ik liet me volledig inpakken door jou.” “Ik vond het wel spijtig dat ik vroeger moest uitstappen dan jij.” “En daarom deed je het niet, charmeur. Je hebt me bijna thuis gebracht. Tot aan de deur durfde je wel niet.” “We beloofden dat we elkaar gauw gingen terugzien, dat was voldoende.” “Ja voldoende! Achteraf heb je toch gemerkt dat mijn moeder dat vreemd vond dat ik jou zo snel terug wilde zien.” “Jaja, de jeugd wil vooruit zeker, haha. Weet je nog.” Een vette knipoog vergezeld die laatste zin. Met een glimlach kijkt hij Thea aan. “Stouterd, de jeugd wil vooruit. Jij wilde toen te snel zijn,, dat hadden mijn ouders wel onmiddellijk door. En jij maar ontkennen. Je deed toch niets verkeerd. Je wilde mij alleen meer zien, maar je woonde nogal ver. En mijn ouders maar tegenpruttelen. Hihi, wat een tijd.” “Hé zeg, zij zette mij er toch ook toe aan om aan te dringen. Als jonge dame mocht dat in die tijd niet, dat was je argument.” “Dat was toch waar zeker. In onze tijd moesten wij, meisjes, nog heel rustig thuis blijven.” Ze heeft er duidelijk zin in om dit te zeggen. Ondertussen heeft ze haar lange rok mooi glad gestreken en houdt ze haar handen terug gevouwen op haar schoot. “Jaja, ik moest de hete kolen uit het vuur halen. Jonge mannen moesten zich man tonen, of ze konden niet aanvaard worden. Maar het waren niet alleen die kolen die warm waren, ik moest ook zorgen dat deze dame van huis weg mocht, zodat we wat verder op ons geliefd plekje andere hete dingen konden ontdekken, haha.” “Foei zeg, dat op jouw leeftijd. Dat mag je niet zeggen op de trein” Thea kijkt met rode kaken naar Theo die met dromerige ogen een arm om haar schouders heeft geslagen. “Nu moet ik niet meer vallen om in jouw armen te liggen. Op onze leeftijd kan het ook wat trager. Meer moet dat niet zijn, we waren gelukkig”. Met de handen in elkaar geslagen blijven ze gelukzalig tot aan hun halte op die zachte bank zitten.
“Hé Els, is dat nu Matthias? En met zo’n chique auto! Die kan er vaart achter zetten.”