Haar gsm piept, ze kijkt op het schermpje en zucht, snel leest ze het berichtje; een lange klaagzang uitgedrukt in veel te veel woorden voor een sms.
Snel wist ze het bericht, nu even niet, en wat zou ze er ook op moeten antwoorden, stop met me lastig te vallen met dat domme geklaag? Durfde ze dat maar.
Ze pakt haar tekenblok en zoekt naar potloden, als haar gsm rinkelt.
‘Dag mam’, het volgende half uur is een monoloog waarbij ze het wel en wee van het dorp waar haar moeder woont te horen krijgt, over mensen die ze eigenlijk niet eens kent, geen woord tussen te krijgen. Ze gooit de telefoon op de kast en slaat haar tekenblok open, dikke zwarte lijnen tekenen een kader waarbinnen een veel te groot figuur probeert uit te breken.
Waarom is mijn tijd niet gewoon van mij, waarom zeg ik niet gewoon dat ik geen zin heb, niet wil weten wat buurvrouw A tegen buurman B heeft gezegd, dat mijn kleine teen ook wel eens pijn doet en dat ik niet wist dat daar zoveel woorden voor nodig waren.
Ze duwt zo hard op het potlood dat het papier kapot scheurt als haar gsm weer overgaat. Met grote stappen loopt ze naar de kast, pakt haar gsm en loopt naar het raam dat openstaat. Met een sierlijke zwaai vliegt haar mobieltje zo de gracht in. Zorgvuldig sluit ze het raam voor het geval dat het kreng terug naar binnen zou kunnen kruipen.
Met een zucht gaat ze terug aan tafel zitten, zo nu heb ik tijd.
(C) tekst en beeld Hanneke van de Kerkhof