Er is de stad, het rennen, de tijd
die ons ontbreekt. Te veel balast
die in onze trechter steekt.
Ze duwen maar, ze proppen alsof we
poppen zijn die dansen als ze onze
touwen lichten. Onbekende gezichten
in de massa - zoveel heisa vaak om niets.
Kon ik maar ongezien sijpelen,
niet dobberen aan het oppervlak.
Druppelsgewijs mezelf distilleren
tot er enkel puurheid rest.
Pas als alle maskers vallen,
trek ik mezelf op fles.