Meestal ben ik Rachelle. Profiel : achteraan in de veertig, roodkleurig van haar (geverfd), lang gedragen en zacht gekruld (ingezet), niet echt een verzorgde snit, ook niet vormloos, gewoon lekker in de war. Ik ben eigenares van een kledingzaak voor babies in Marseille en mensen zeggen wel eens dat ik de Elizabeth Taylor van het Zuiden ben : mannen ja, mannen die blijven, ze zouden wel willen, één man die blijft, neen. Op één uitzondering na. Ben één keer getrouwd geweest maar het huisje-tuintje leven was niet voor me weggelegd. Daarom heb ik besloten de mannen niet te ondergaan maar ik zou wel laten weten dat er een Rachelle in Marseille is en heel land zou het weten.
Mijn gevoelens laat ik meestal thuis, mannen zijn alleen uit op wat ik achter mijn slipje hou, hoe vervelend ik dat ook vind. Ik werk in mijn eigen kledingzaak en heb onlangs een jong meisje aangeworven, Wardia, net afgestudeerd en die ik naar mijn hand en de warmte van mijn slipje kan draaien. Maar zover raakt ze niet. Ik heb al vaak gemerkt dat haar hete blik naar mijn wulps lichaam lonkt maar daar ga ik niet op in. Ik kom gewoon iedere avond langs om de kassa te maken. Ik weet dat Wardia vurig verlangt aangepakt te worden in de achterboetiek, zelfs wanneer er nog enkele moeders in de winkel rondhangen. Ik laat ze maar sidderen. Wie weet ga ik er ooit wel eens op in. Eigenlijk haat ik kinderen en mijn lievelingsfilm is nog steeds “Rosemary’s baby”. Ik ben allergisch aan de goede moraal die in mijn stad heerst. Doe dit en niet dat. Nog een beetje en ik verhuis naar andere oorden.
Na de sluiting ga ik meestal een glaasje drinken in het buurtcafé, “La balançoire mystérieuse” waar ook enkele vriendinnen van me vrijwel de hele avond rondhangen. Ook de commissaris komt hier al eens binnenwandelen voor een gezellig vrouwenonderonsje. En ook hier geldt de achterboetiek als een geprivilegieerde ontmoetingsplek voor enkele happy afters avec finition. De diensters bedienen veelal de wenken van het mannelijk schoon dan de glazen die ik bestel. Lang blijf ik dan ook niet hangen en al snel wandel ik halfzat naar mijn appartement waar ik in mijn eentje op het internet surf.
Daar zit ik. In de linkerhand een klassieker, gin-tonic, de rechterhand klaar met pen en papier om telefoonnummers te noteren. Mijn kut is nog ijskoud maar dat ligt aan de animator die me leven inblaast.
Rachelle is een virtuele sexbom die nooit zal ontploffen bij gebrek aan ontsteking en haar enige vrienden zijn enkele goed geschapen rubberen speeltjes die ze verkiest boven zinloze conversaties met van huis weggelopen mannen. Daar heeft ze toch niets aan, altijd dat gezaag over hun saaie wijven en lastige kinderen en hoe slecht het gaat op het werk. Neen, geef haar de aandacht van het wereldwijde web en ze zal zelf wereldwijd ontvankelijk zijn.
Heerlijk is dat, daar ligt ze te genieten van zoveel aandacht. Daar ligt ze, licht gekleed als een onbereikbare en onzichtbare sexgodin boodschappen te sturen naar mannen die ze niet kent. Mannen die ze ook niet wil kennen. De eerste gin-tonic wordt al snel gevolgd door een volgende gin-tonic, niet zonder eerst wat champagne koel te zetten. Als afsluiter van de dag. Rachelle rookt lange fijne sigaren met een lichte geur van vanille die de kamer kleurt. Haar stem heeft het elegante timbre van een vervallen Jeanne Moreau.
De ongebreidelde vrouwelijkheid van Rachelle gaat dwars door het scherm heen en komt sluipend in menig Franse huiskamer binnen waar enkele eenzaam geworden mannen hopen op een virtuele aai, een wilde fantasie of gewoon een reële ontmoeting. René is zo’n kwijler. René Le Quéler. Een klein stukje mensenverdriet van amper een meter zestig, kalend en fel behaard, inclusief nek en rug. Hij kent alleen maar supermarktslipjes en goedkope parfum. Profiel : stoere bink, donkerharig en felgebruind, één meter tachtig, met kennis van het leven, zoekt amoureus avontuur. Sportief, gecultiveerd, reist veel, kaderlid en blablabla.
Doch, het oog van Rachelle is als het oog van God : Rachelle ziet alles. Rachelle is een mythe. Virtueel althans want in het dagelijkse leven is ze gewoon niemand. Daarbuiten bestaat ze niet. Ze weet ook dat René Le Quéler een gemakkelijke prooi is om haar lusten aan te wakkeren en te laten duren. Dat zijn de spelregels van animatie. Nog even een slok van de gin-tonic. Slurp slurp.
Iedere avond is De Kwijler daar. Met lieve woordjes, met attentvolle uitspraken, met offers om de godin gunstig te blijven, met pogingen tot een afspraakje. Die man schreef op een dag dat hij speciaal zijn agenda voor haar een week had opengelaten om elkaar te ontmoeten. Maar Rachelle gaat nooit in op afspraken. Hoe kan ze ook? Niet alleen blijft ze liever thuis om met haar poes te spelen maar wat als René ontdekt dat ik Rachelle ben, een niet onknappe jongeman die ’s avonds wat bijklust om de huur te kunnen betalen.
“Rachelle, ik moet je iets bekennen”. Met iemand die iets te bekennen heeft aan Rachelle valt het ergste te vrezen. En het ergste was geschied. Iedereen weet dat Rachelle haar winkel heeft in de “Rue neuve” van Marseille heeft. Ik persoonlijk ken deze stad niet maar iedere grootstad heeft wel een belangrijke winkelstraat waar her en der een kledingzaak is voor babies. “Ik ben naar je winkel gekomen, Rachelle”. Ik schrik me een aap. Mij komen opzoeken? En wat was er dan te zien? “Ah ja…?” vraag ik vertwijfelend. “Rachelle, ik heb je winkel gezien en ik kon het me niet laten binnen te kijken in de hoop jou te zien”. Het geluk van de man was oprecht. Ik vroeg wat hij precies gezien had. “Rachelle, je bent de mooiste vrouw die ik ooit heb gezien, je bent zo goddelijk als je jezelf beschrijft iedere avond. Je bent een geschenk van de puurheid van de natuur. Wat doet zo’n mooie vrouw als jij iedere avond alleen? Je zou duizenden mannen gelukkig kunnen maken”. Dat wist ze wel en dat deed ze ook.
Het werd tijd om van de goddelijke verschijning een ijskoningin te maken. Een collega, Muriel 7 vroeg me uit en grinnikte. “Ik heb die ook al gehad en hij sprak veel lof over jou. Als een jaloerse Muriel kan ik dit uiteraard niet hebben dus blijf ik hem uitvragen naar wat die del van een Rachelle wel heeft wat ik niet heb”.
“Rachelle… ik hou van jou”. Daar was het. Daar stond het virtueel geschreven, oprecht en overtuigend. Iets waar de schrijver van dit stuk zelf naar verlangde. Ik hou van jou. Het gaf me virtuele voldoening. Zo vergat ikzelf een beetje mijn eigen ongeluk. Ik kon de grens tussen het bijklussen en mijn eigen eenzaamheid verheffen om later die avond gelukzalig naar huis te gaan en weten dat het nog kan gebeuren. En te beseffen dat er ergens nog wel iemand is die van me houdt.
http://erwinabbeloos.over-blog.com/