Ogen kijken me aan. Waar komen die ogen vandaan? Er is een vaag beeld. Een man koopt een brood, hij vraagt aan zijn vrouw wat voor brood het moet zijn. Een volkorenbrood of een gewoon brood?
De man heeft een pleister rond zijn vinger en er is een vrouw met een paraplu. Ze zegt hallo tegen de man. Het regent ook een beetje. Moeten we doorstappen?
Waar alles stukgeslagen is, staat nog een BMW. Drie mannen kijken me aan. In hun blik vind je nog restanten van een mijnverleden, het diepe van de aarde heeft hier een thuisvoordeel. Ik kijk toe.