Er zijn van die gure, ongeschoren verhalen, verhalen die beweren de waarheid te vertellen, verhalen die het beter weten dan U en ik. Ze nemen al te vaak geen blad voor de mond.
Sommige verhalen zijn eerder verteld. Ze worden gehekeld door gure, ongeschoren dichters die van hun ergernis hun beroep hebben gemaakt. Ik zou uren naar hetzelfde woord kunnen luisteren. Voorspelbaarheid is een gift, geen gebrek.
Dat het me niet kon verbazen, was mijn enige verwondering. Ik verveelde mezelf met drogredenen om niet gelukkig te zijn. Mensen trokken zich terug als badwater dat al veel te lang was blijven staan. Ik moest zelf maar achter de stop vissen.
Er was iemand die me vertelde dat er ook goeie momenten waren, kleine dingen waar men zich aan kon vasthouden. Ik werd al snel doodjaloers.
Ze raadde me aan naar de snoepwinkel te gaan. Thuis had ik nooit veel gehad. Ik weet nog hoe fier ik was toen de kapster mijn eerste haarlok certificeerde. Tegenwoordig hing het maar wat over mijn ogen in puur zelfbeklag. Gelukkig waren er fotoboeken om mijzelf te vertellen wat voor een braaf kind ik was.
In de snoepwinkel keek ik eerst mijn ogen uit, inventariseerde het aanbod waar de kassierster bij stond. Toen heb ik toch maar betaald. Ik verbeeldde me graag hoe de juffrouw vroeg hoe het was. Ik had zelfs al een antwoord klaar. Dergelijke gesprekken met mezelf waren eerder regel dan uitzondering geworden. Dat was rond de tijd van mijn eerste gedicht.
Ik wist eigenlijk niet of de kassierster het nu over het snoepgoed of mijn welzijnstoestand had. Terug thuis sloeg de band aan. Er weerklonk een ouderwets levenslied vanuit mijn nieuwerwetse radiospeler. Ik had het altijd al voor andermans jeugd gehad.
De lessen wogen zwaar. Mijn boekentas hing bijna tot op mijn enkels. Ik had gehoopt dat wiskunde mij iets meer zekerheid geboden had. Toen al tekende ik mijn cirkels met een meetlat. Toen mij gevraagd werd naar het waarom, moest ik mij in alle bochten wringen. “De perfecte cirkel bestaat niet” was mijn halfslachtige antwoord. De kring rond mij was echter al verdwenen.
Toen keerde ik mij af. Rond mijn lippen tekenden zich de eerste stoppels van de puberteit. Ik verheugde mij dat ik mij nog niet moest scheren om een man te zijn. Er groeide borsthaar over mijn hart, maar ook dit kon niet verbergen dat ik eenzaam was.
Ik had de droom nog niet opgegeven omdat ik dacht dat het zo moest. Mijn ouders namen me mee op reis en ik dacht dat dit het enige was.
Er zijn er die beweren dat iedereen naakt wordt geboren, dat geen vondeling ooit verloren was. Ze geven het kind een naam en kleden het in met wollige metaforen. Dat ieder verhaal het waard is verteld te worden, ook al verschil ik in niet meer dan een pennentrek van jou.
Sommige dichters verlangen zo hard naar hun eigen jeugd dat het een perversie wordt. Ze spreken over baarmoeders en navelstrengen dat het een lieve lust is. Geen mens die nog weet hoe het voelt om nooit geboren te zijn.
Ik ben te lang toeschouwer geweest. Toen ik het woord nam, was het laat. De meeste vaste klanten hadden hun stamkroeg al verlaten. Ook ik was al een brok ergernis geworden, iemand die zich graag in zijn zelfbeeld bevestigd zag. Dat gebeurt nu eenmaal als je zelf voortdurend op je uurwerk kijkt terwijl iemand je haar verhaal vertelt.
Soms zou ik liever zingen, mijn stroeve gedachten verzacht door een striemende gitaar. Ik ging al te lang a capella door het leven.
Terwijl ik er zelf maar wat bij stond, vroeg ik me voortdurend af: “Kijk ik graag in de spiegel of kijkt de spiegel graag naar mij?” “Wordt eigenliefde gebouwd uit de brokstukken van onzekerheid?” Ik verbeeldde me graag dat het café mijn badkamer was.
Een spiegel bood geen antwoorden, zijn enige gift was voorspelbaarheid. Ik zou uren naar hetzelfde woord kunnen luisteren. Toch zag ik iedere morgen een andere zelf. Ik vroeg me af of die persoon aan de overkant van de gootsteen wel onder de noemer ‘Ruben’ viel.
Ieder uur dag waren we samen. Soms poetsten we samen onze tanden, soms keken we per toeval in hetzelfde autoraam. Ik mistte mezelf als ik hem niet zag.
Een beeldhouwer sprak mij aan. “Ik heb de perfecte metafoor voor jou gemaakt.”
Ik zei dat ik de gietvorm wou. Zo is ieder verhaal het waard verteld te worden, ook al verschil ik in niet meer dan een pennentrek van jou.