“Hé! Ik heb helemaal niet zo’n lange neus als die van jou... Langneus!” hoor ik een jongensstem zeggen. Het geluid in de klas verstomt – gelach en geneurie maakt plaats voor een allesomhelzende stilte. Ik kijk om, en zie een leraar boven een jongen van om en bij de dertien jaar uittoornen.
Het is best een komisch zicht als je dit van op een afstand aanschouwt, moet ik toegeven...
Aan de ene kant de leraar: Voorovergebogen naar de veel-te-kleine-jongen toe, de handen s“Hé! Ik heb helemaal niet zo’n lange neus als die van jou... Langneus!” hoor ik een jongensstem zeggen. Het geluid in de klas verstomt – gelach en geneurie maakt plaats voor een allesomhelzende stilte. Ik kijk om, en zie een leraar boven een jongeteunend aan weerskanten van het éénpersoonsbankje, het gezicht rood aangelopen, de adem die keer op keer stokt wanneer hij van in- naar uitademen overgaat, zich klaarmakend om een waterval van woorden op de wereld los te laten. Woorden, die méér zullen betekenen dan waarvoor ze eigenlijk bedoeld zijn, woorden die diepere littekens zullen nalaten dan één van hen voor ogen had.
Aan de andere kant, de jongen die zich van geen kwaad bewust was bij het spreken van bovenstaande woorden, en daarom in plaats van weg te duiken in zijn stoel zijn rug volledig recht, ja, zelfs richting leraar gaat met zijn bovenlichaam en zo een – volgens de leraar – “veel-te-uitdagende-houding” aanneemt.
UITDAGENDE HOUDING?! What’s in a name?! De Dikke Van Dale beschrijft dit als:
- uit·da·gen(daagde uit, heeft uitgedaagd)
“tot iets uitnodigen of verleiden; = tarten: iem. uitdagen tot een duel; een uitdagende houding;een uitdagende functie die een beroep doet op al je capaciteiten”
- houding(de; v; meervoud: houdingen)
”1 manier van houden van het lichaam
2 manier van doen; = gedrag(slijn)”
Was dat écht wat de jongen, in eerste instantie, bedoeld had? Wilde hij echt de leraar tarten, pesten, met hem duelleren? Een praktische analyse van de situatie zou het ons leren...
Uit gesprekken met medeleerlingen, bleek achteraf dat het allemaal begonnen was als een grap... De leraar wilde de klas tonen, dat spreekwoorden lachwekkend en belachelijk worden wanneer ze letterlijk worden opgenomen. En wie zou een beter proefpersoon zijn, dan de jongen-klein? Voor hem waren spreekwoorden immers een vreemde opeenstapeling van woorden – aan elklaar geregen zonder betekenis – die hem toegewaaid kwamen vanuit vreemde oorden. “Als je zo blijft opletten in mijn lessen,” had de leraar gezegd, “zal jij snel tegen de lamp lopen!”. Waarop de jongen had geantwoord: “Maar meneer, dat kan toch niet, de lampen hangen veel te hoog – ik ben geen reus, hoor!”
De leerlingen waren in luid gelach uitgebarsten – want voor de zoveelste keer, deed hij het weer, verkeerd! In plaats van geduld te tonen, uit te leggen en te duiden – had de leraar er nog een paar spreekwoorden bovenop gedaan (een schep of drie, vier) totdat de situatie escaleerde, in bovenstaand gegeven resulteerde. De jongen, zich van geen fout bewust, was zodanig in het verweer gegaan - de medeleerlingen spraken hem er liever niet op aan. Zo hadden ze hem nog nooit gezien, tierend en roepend - maar ergens had hij gelijk - misschien? Was de leraar te ver gegaan, of trof hem geen blaam? De leerlingen waren er nog niet over uit - ondertussen kroop de jongen ieder dichter en zelfs onder de huid!
Nochtans, moest de leraar zelf toegeven, was de jongen meestal rustig in de klas – deed wat er werd gevraagd – liep steeds in de pas. Wanneer de leraar écht eerlijk de situatie mentaal overliep – wist hij wat er verkeerd liep. Hij was vandaag in al zijn haasten – vergeten zijn “doos-met-honderd-en-één-brillen” in te laden --- waardoor de groene bril die hij nu op zijn neus had, de situatie van de ander compleet vergat. Een flashback bracht hem eventjes terug naar zijn eigen kindertijd – hij had het zeker niet gemakkelijk gehad, thuis.
T-HUIS?! Een “HOME”?! Het was een slaapplaats, meer was hij niet gewoon. Net daarom was hij leraar geworden, om voor het welzijn van alle leerlingen te kunnen zorgen. En tot zijn grote schrik, merkte hij op dat ook hij op zijn beurt ten prooi viel aan “wat-er-door-de-tijds-des-tands-gebeurt”: vergeten hoe het is, om niet volwaardig gezien te worden – de waarheid volledig “verkleurd”.
De “doos-met-honderd-en-één-brillen” moest hem weerhouden van deze grillen. Voor iedere situatie die komt voor – een andere kleur om te dragen, hoor!
GROEN – de standaard situatie waarin je niets speciaals “moet doen”
ROZE – PAARS - ROOD – WIT – ZWART ... – alleen al in deze klas had hij er nodig...
... Een stuk of acht!
... Terwijl er een volledige klas pubers - ongeduldig op antwoord wacht!
**************************************************************************************************
Verder kijken, door de ogen van de jongen!
“Hé! Ik heb helemaal niet zo’n lange neus als die van jou... Langneus!” Een laatste zin schiet als een kogel uit mijn mond – recht naar de plaats waar ik wou, dat hij terecht komen zou. Het gelach in de klas verstomt – EINDELIJK – daar zijn we mee klaar voor vandaag.
De leraar denkt er duidelijk anders over, ik zie de blik in zijn ogen terwijl hij zoekt naar zijn eigen woorden. Woorden die méér zullen betekenen, die diepere littekens zullen nalaten dan ik (of hij) eigenlijk voor ogen had. De leraar staat voorovergebogen – geen ontsnappen aan zijn “over”macht, dat had je wel gedacht . De handen steunend aan weerskanten van dit éénpersoonsbankje, het gezicht rood aangelopen, de adem die keer op keer stokt wanneer hij van in- naar uitademen overgaat. Op die manier, zo heeft men mij aangeleerd, wil hij zijn ongenoegen uiten maar ook – de “agressie” die door Zijn lichaam loopt even loslaten, het moét gewoon naar buiten.
Dat gevoel, dat ken ik ook... Wanneer het in de les (of gewoon in het leven) niet loopt zoals ik het wens. De hele dagplanning zit in mijn hoofd – al zou ik het nu wel opschrijven, dat heb ik beloofd. Om dan deze nauwgezet te volgen, structuur die ik echt wel nodig heb en die me doet voelen “geborgen”. Reeds denken aan de dag van morgen, of de lessen van vanmiddag, of zelfs de reis die we dit weekend zullen aanvangen. Weten welke situatie de vorige telkens zal opvolgen – geeft rust... Tot op de minuut uitgeteld, al kunnen kleine veranderingen wel optreden – daar ben ik me van bewust.
Vroeger, toen ik nog wat jonger was – kon iedere wijziging leiden tot een ‘bom die barst’. Paniek sloeg me dan om het hart ; omdat ik niet wist wat er van mij werd verwacht! Dat onbehaaglijke gevoel, dat je totaal niet weet wat te doen. Zoekend naar aanwijzingen in de ogen en gedragingen van mensen – proberen te achterhalen wat zij willen of wensen... Een dagtaak lijkt het wel – wat bij anderen vanzelf gaat is voor mij zeker niet evident – ken een ander? NEE, ken eerst en vooral JEZELF!
*******************************************************************************************************
Verder kijken... Door de ogen van de leraar
“Hé! Ik heb helemaal niet zo’n lange neus als die van jou... Langneus!” Terwijl hij deze zin uitspreekt, knapt er iets in mij. Tegenspreken – tot daar aan toe ; maar iemand uitschelden – dàt is een brug te ver, zeker als het hier gaat over mijn autoriteit als leraar!
De jongen lijkt zich ook helemaal niets aan te trekken van de situatie of het feit dat de leerlingen van zijn klas hem luidkeels uitlachten. Neen, deze jongen voelt blijkbaar geen pijn, of gène, of wat-dan-ook... Hoe ik dat merk? Je ziet het al aan de manier waarop hij in zijn stoel zit : zelfverzekerd (rechte rug, zijn blik naar de mijne gericht – alhoewel mij verteld was dat hij meestal niet durft kijken in’t gezicht?) ; arrogant (smalend, de lippen op elkaar pitsend tot fijne lijntjes die constant lijken te lachen) ; en uitdagend (steeds het laatste woord willen hebben).
Kortom, alles wijst op een tegendraads gedrag – want zeg nu zelf... Die spreekwoorden interpreteren, dat kan je toch wel léren?! Pas op, ik zeg niet dat het gemakkelijk gaat, zeker niet voor iederéén – maar de manier waarop hij laat blijken dat zijn studies en effort niets op0elveren.... is toch wel te wijten aan het niet willen, eerder dan niet kunnen?
De meeste leerlingen, vinden mijn lessen zalig: veel afwisseling in de patronen – die niet zomaar uit de schoolboeken moeten komen! ’s Avonds breek ik mij meermaals het hoofd, over hoe de leerstof attractief te maken valt – want ‘interesse’ is mijns inziens en ecgte nood... MOTIVATIE – zij het extrinsiek (eigen aan de omgeving) of intrinsiek (eigen aan de persoon zelf) – feit is dat het oh zo belangrijk blijkt te zijn dat leerlingen zich ‘amuseren’. Gedaan met ‘drillen’ en oneindig memoriseren – hallo vaardigheden!
Nu ik hier zo sta, mijn armen steunend op de éénpersoonsbank van de jongen, voel ik mijn gezicht rood aanlopen en mijn adem stokken – en hemeltjelief, wat ben ik daarvan erg geschrokken! Waarom is de afstand tussen ons door wat hij zegt, doet of zelfs maar denkt – voor mij vandaag onoverkomelijk ver?! Meestal, moet ik toegeven, is deze jongen actief in de les en zal hij alles proberen. Vandaag lijkt er veel meer aan de hand, maar eigenlijk... sta ik als leraar toch wel aan zijn kant!
Voor de leerlingen gààn – alles doen om ze te ondersteunen – hopend dat ze nooit de eenzaamheid zullen ondervinden die er heerste onder de T-HUIS-kinderen... Een eenzaamlheid, zo onbeschrijfelijk hard – dat je gewoon smacht naar een kléin beetje aandacht! Positief of negatief – dat maakt geen zier uit – in ieder geval word je dan gezién...
Ging ik een beetje te ver met dit spel? Heb ik zelf overdreven, de klas tot pestgedrag gedreven?
MISSCHIEN... WaarSCHIJNlijk... Zeker?! Tijd om te denken aan de doos-met-de-brillen...! Dat zijn beslist geen modegrillen – handvaten om me als leraar – weer meelevender te maken...