“Heb jij soms ook zo van die dagen?
Zwarte dagen, verdrietige dagen,
Dagen waar je niet meer lacht.
Dat je alleen kan denken
Aan de slechte dingen is het leven
Dat het zover gaat dat rode lijnen je huid ontsieren.
Dat je naar je vrienden kijkt en denkt:
Wat hebben zij dat ik niet heb?
Wat geeft hun het recht gelukkig te zijn?
Terwijl ik hier wegkwijn.
Wat denk ik?
Wat wil ik?
Trots?
Iets wat mijn ouders nooit zijn,
Althans, niet op mij.”
Ik sla mijn kladblok dicht en stop hem in mijn rugzak. Maandagmorgen, weer een rotweek te gaan op school. Weer die nepglimlach en doen alsof ik een steen ben. Waarom? Ik kan toch niet laten zien dat ik een gebroken ziel ben? Eigenlijk ziet niemand me. Ik ben zo’n meisje dat zich altijd verstopt in de schaduwen om na te denken over het leven. Altijd weer die zelfde vragen. Waarom leef ik? Waarom kan ik niet gewoon dood gaan? Gaat het verdriet dat ik voel ooit nog weg? Ik schrijf gedichten en teksten over hoe ik me voel. Praten lukt me niet, het voelt zo onnatuurlijk aan. Het papier begrijpt me beter dan wie dan ook. Ik heb vrienden, maar zelfs tegen hun kan ik niet vertellen hoe ik me voel. Alsof een hand naar mijn keel grijpt en hem dichtknijpt, elke keer als ik het probeer. Nu wil ik niets meer vertellen, het gaat vanzelf. Ik ben depressief, maar niemand ziet het. Zelfs niet mijn vrienden, zelfs niet het meisje dat ik als mijn zus beschouw. Jenthe, zo heet ze, is een reflectie van wie ik ben, of toch lijk te zijn. We hebben hetzelfde haar, hetzelfde gezicht, dezelfde kledij, en toch zijn we zo anders. Ik heb ook een vriend, een broer voor mij, Glen. Hij is grappig en leuk en meestal begrijpt hij beter hoe ik me voel, maar toch voel ik me leeg. Zelfmoord heb ik overwogen maar ik kon het niet. Ik wilde mensen niet de pijn aandoen, die ik nu voel. Mijn ogen vullen zich met tranen en denk terug aan gisterenavond, het breekmes op mijn arm en de verlammende pijn die ik daarna voelde. Het bloed dat over mijn arm vloeide. Maar toch niet genoeg om dood te gaan. Snel verzorgde ik mijn wonden en deed alsof er niets was gebeurd. Hoe was het toch zover kunnen komen? Ik kan alleen maar hopen dat ik ook deze week school weer overleef. Ik hijs mijn rugzak op mijn rug, stap op mijn fiets en vertrek… een nieuwe dag tegemoet.
Door Margot Buyl