“Je kent iemand aan zijn schoenen”, zei mijn moeder altijd. Ik kijk naar mijn afgetrapte zolen en duw de deur van de schoenwinkel open. “Think’, een prima merk!” zegt de verkoopster als ik mijn keuze aanwijs. Ik gluur op de doos naar het prima prijskaartje van 110 euro. Ik twijfel. De verkoopster ziet het. “Duurzaam materiaal, mevrouw, licht gelooid leder! Vooruit dan maar.
Ik heb late dienst. Op licht gelooid leder zweef ik naar mijn werk . Hoger, soepeler. Voorbij het vroegere knellen en zwellen. ‘Think’ wordt mijn nieuwe Life Style. Mijn moeder had gelijk.
In het hospice is het druk. Gelukkig zijn er twee vrijwilligsters. Els komt voor de eerste keer; “Ik ben Nederlandse,” stelt ze zichzelf voor.
Meneer Smet ligt in de kamer naast de keuken. Hij klaagt over buikpijn, en ziet er tegen op om telkens naar het toilet te stappen. “Zet je alvast een toiletstoel op zijn kamer?” vraag ik aan Els. “Een wàt?” Twee vraagtekens in haar ogen. “O, een po! Wij noemen dat een po!” Een uur later is het gezicht van de man nat van het zweet. “Een kind krijgen is niets in vergelijking met wat ik nu doorsta,” kreunt hij.
Tsjaktsjaktsjak… In de keuken worden uien gehakt.
De man snuift als een zwaar beladen pakezel. “Diep en traag ademhalen, meneer,” zeg ik. Els is de enige die het doet. “Mijn God!” Roept de man plots uit, “het komt, het komt!”
Vlug vlug op de toiletstoel… Ik leg mijn handen op zijn schouders. “Rustig, laat maar komen, het is oké!”
Het mes op de plank: tsjaksjaksjaktsjak –
“In Nederland doen we er ook nog een potje in,” zegt Els met een dunne stem.
Ik heb nu geen tijd voor haar. “Jaja, het komt!” roept meneer Smet met angstige hoop.
Plots voel ik nattigheid. Mijn Thinks zijn bedolven onder een dikke laag groene smurrie.
“Wat een verlichting!” zucht meneer Smet.