Ons zelf zijn ligt versplinterd, stukken in het rond. Een voor een uitgestreken als een gebroken spiegel over de grond. Je kijkt ernaar met een glad gelaat, doe nu toch maar niet of je het zomaar koud laat. Je bent niet bijgelovig, dat weet ik wel. Toch, we weten niet langer waarnaartoe. Hoezo zal je waarschijnlijk denken, de meeste wegen leiden toch allemaal naar daartoe? Daartoe, weet je wel? Recht naar de hemel of recht naar de hel. De wereld valt uiteen, in uitersten ver van elkaar. Niet met elkaar en naast mekaar, maar tegen elkaar. De een beter dan de ander, dat is ons credo. We zingen allemaal mee uit volle borst. Zingen we niet goed genoeg? Pech voor jou, maar niet voor mij. Want kijk naar mij, kijk naar mij! Echter, wie zijn we nog zonder de ander? Wie zijn we nog zonder kijker? Wellicht niet meer dan stilte, eenzaamheid en koudheid. Zonder de ander kwijnen we weg. Laat ons niet wegkwijnen, maar laats ons begrijpen en trachten. Misschien is deze race tot beter en best niet meer dan het verzekeren om de ander niet te verliezen? Misschien willen we niet meer dan zijn erkenning en warmte? Mogelijk zijn twee uitersten niet zo ver van elkaar verwijderd. Mogelijk liggen stukken niet uitgestreken over de grond, maar reageren we in deze tijden van vereenzaming in extreme uitersten datgene wat we nog niet (h)erkennen als een gevoel van immense leegte. De maakbaarheid van alles rondom ons, tot aan de liefde toe, brengt ons in verband met verdienste, succes. Ook de emotie moet hieraan geloven.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.