vuile kopjes op het aanrecht
een kliekje in een koekenpan
resten kruimel op het toile cirée
weg wou ik en snel nu ik steeds meer
open de lippen stijf de ogen gesloten
nooit meer, roep ik tegen de
donkergroene schort die verlost
eerst ademen, pits me maar, pers
rustig nu. het komt wel goed
ik wil niet. steek het terug
nog even. ik zie het kopje al
geluk: ze lacht ik ween