naar de roofvogel kijk ik op
om hoe hij boven de kans bidt
alsof hij uit de prooi verrezen is.
naar de zangvogel om hoe hij onversterkt
en draadloos de morgen vult met een concert
waarvoor ik de wekker in sluimerstand zet.
naar de trekvogel om hoe hij de luchthavens
mijdt en zonder kerosine naar het zuiden vliegt.
om hoe de snavel van de kolibrie als een sleutel
de kelk opent, om hoe hij het loon van één drop
neemt en dit herhaalt zonder een geeuw.
naar alle vogels kijk ik op omdat ik hun gave mis
omdat ik met schouderbladen geen hoogte win.