Hij was klam van het zweet wakker geworden. Flarden van zijn droom bleven spoken in zijn hoofd. Bedompte muren in éénkamerflats, ratten op de trappen, treiterende tronies van pestkoppen, hij kende ze, ze kwamen zijn nachten bevolken. ’s Nachts is hij weer tien, niet meer dan een kleine jongen woelend onder de dekens, in eenzaam gevecht met zijn demonen, maar morgen, morgen ligt de wereld aan zijn voeten, morgen geeft hij bevel tot invasie.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.