Er waren niet zoveel dingen waar hij werkelijk goed in was.
Een ei zó lang koken dat het opnieuw lopend werd, dát
deed hij met de ogen dicht. En slapeloze nachten
meesmokkelen in de wallen onder zijn ogen.
Chronisch de verkeerde dingen zeggen bij voorkeur
op de verkeerde momenten waardoor de aangerichte schade
soms onverhoopt nog meeviel.
Maar urenlang onbewegelijk in een kamer staan
met alleen haar beeld op zijn netvliezen.
Zich niet meer durven verroeren.
En intussen blauwe vogels verzinnen
die haar op het einde van elk gedicht
veilig deden landen bij hem.
Dat lukte hem de laatste tijd
steeds beter en beter.
uit Luidstreels (verschijnt op 15 december)
Afbeelding: Joost Ducatteeuw