Een nieuwe vriendschap ontstaat als de vonk tussen twee zielen overslaat en er een vuurtje gaat branden. Geen passioneel vuur maar gezellige warmte. De vonk staat voor gemeenschappelijke interesses of het feit dat weinig woorden nodig zijn om elkaar te begrijpen.
Elk om beurt leggen we een blokje hout in het vuur om het brandend te houden. We lezen bij het vuur, praten tot de sterren aan de hemel staan. We houden ons glas wijn tegen de schittering om schijnbaar onze drank te beoordelen. We warmen onze handen en het vuur droogt onze tranen. De tijd gaat snel aan het vuur.
Als één van ons het vuur verlaat dan houdt de ander het branden. De vlammen worden kleiner maar verdwijnen niet. Als we terug samen zijn, dan blazen we even wat adem in het vuur, en de vlammen branden als voorheen.
Ik zit nu al even alleen aan het vuur. Het wordt koud en enkel mijn ademtocht is onvoldoende om het vuur brandend te houden. Ik staar in de laatste oranje gloed en hoop dat je plots komt opdagen. Een hand op mijn schouder, hey oe ist…? Dagen en weken gaan voorbij en het vuur is bijna uit. Ik wacht zelfs tot het fijne as met de wind wordt meegevoerd. Mezelf genoeg gekweld, sta ik op en ga weg.
De vonk in mij is er nog, het vuur is uit, de as is weggewaaid, vaarwel.