Als gij me zeggen kunt dat
het ooit beter wordt.
Als gij me zeggen kunt dat
onze wereld niet is ingestort
dan wel een deukske heeft gekregen.
Als gij me zeggen kunt dat
in de achtbaan van het leven
ge soms wind mee hebt, soms wind tegen.
Als gij me zeggen kunt dat
ik mijn slaap niet moet verzaken.
Als gij me zeggen kunt dat
wat we hieruit leren de rit
meer dan waard zal maken.
Als gij me zeggen kunt dat
straks ’t zonneke weer zal schijnen.
Als gij me zeggen kunt dat
littekens op onze ziel na
’t verbleken ook verdwijnen.
Als gij me zeggen kunt waarom.
Dan nog zal ik het nooit begrijpen.
Waarom een kind?