Wat had je allemaal kunnen worden,
redder, volksheld, wegenwerker,
een achterneef van Bach,
een ontdane etalagepop met een harnas
van Victoriaanse oorlog?
Zwijg toch zoet.
Al die geschreven woorden en dat gedicht,
richt zich op gesnater en geschreeuw
van een plastieken spiegelpaleis. Zoveel soesa.
Ontberg toch je vretende eer,
die klinkklare onzin
van heersend ego
op een bergtop.
Wat zocht je? Jezelf, een ander, de vrijheid?
Een leger dat legaliseert?
Zwijg toch zoet.
Het gelach van macht begraaft je traag,
warrelt je in woede,
zet je pathetisch de pas af.
Het gehamer en de hebzucht hebben
samen verhaal geschreven
op een grafzerk.
Zwijg nu maar zoet.