Doef
Doef
Doef
Dreunde de zon op onze buiken en onze wangen
en ze deed ons hijgen en verlangen
Doef
Doef
Doef
en we verstopten onze ogen
want er werd enkel nog bewogen
op de ritmeloze riedel die de zon had opgelegd
Doef
Doef
Doef
en we kreunden en we likten
elke druppel zwoelgulle tederheid