Zondagmorgen 11 uur, ik zit aan de keukentafel in het huis van tante Nathalie of Nath zoals men haar hier noemt. Hier zijnde Linden Hills, een niet onaardige residentiele wijk van Minneapolis. Bijna dertig jaar geleden trouwde tante Nathalie met John Kelly, en ondertussen is ze volledig veramerikaniseerd. Mijn moeder komt hier elk jaar op bezoek maar voor mij is het de eerste keer. In de twee dagen sinds ik arriveerde heb ik constant het gevoel in een film beland te zijn. Soms kan ik er bijna een titel en een regisseur op plakken.
Tante Nath, Uncle John en de rest van de Kelly’s, iedereen is naar de kerkdienst behalve dan deze gedegenereerde Europeaan. ‘Jetlag is as good an excuse as any, I expect’ fluisterde mijn neef John-John mij aan de ontbijttafel toe. Ik moet toegeven, het idee dat ik tegen volgende zondag alweer elders zal zijn is een opluchting, want ‘Church is big here’.
Nog altijd een beetje suf van de jetlag maar vooral loom van de hitte staar ik lethargisch naar de koffiekringen en de kruimels op het vinyl tafelkleed. Een barometer in een protserige rustiek eiken behuizing geeft 88 Fahrenheit aan, geen idee wat dat is in Celsius maar het is duidelijk teveel voor mij. Een ventilator zoeft recht boven mijn hoofd en nog voel ik de zweetdruppels van mijn nek langzaam afdalen. Ik heb het dunste T-shirt uit mijn reisgarderobe aan en een satijnen short met bloemenmotief. Een item dat al jaren onderaan in mijn lingerieschuif lag en dat ik op het laatste nippertje in een vlaag van geniale inspiratie in mijn koffer gestopt heb.
Juist als ik denk dat het tijd is voor mijn tweede douche van de dag wordt er geklopt op het houten deurkader. Door het gaas zie ik in tegenlicht twee mannen staan in kostuum. Men in Black? Flitst er door mijn hoofd. De Feds of getuigen van Jehova? Waarschijnlijk het laatste op deze dag van de Heer. Chewie, de familiehond krabbelt recht van zijn slaapplaats op de porch, laat een zacht woef, woef horen als begroeting en inspecteert de schoenen van de mannen.
Anybody home? Ja natuurlijk denk ik anders stond de voordeur toch niet wijd open. Ik kijk naar mezelf en merk dat ik ondertussen al kan meedoen aan een wet T-shirt contest. ‘Just a minute’ roep ik en kijk in milde paniek om mij heen. Aan de keukendeur hangt mijn redding, een vinyl voorbindschort assortie met het tafelkleed. Daar moet ik het maar mee doen.
Good morning Mamm, zeggen de mannen door het gaas. May we have a minute of your time? Yep een setje Jehova getuigen, hoewel ze zeker ook carrière kunnen maken als komisch duo. De ene lang, blank en bleek, de andere klein en zwart, uniform gekleed in zwart pak en wit hemd, de eerste zonder de tweede met das. De eerste haalt alvast een zwart boekje uit een ouderwetse lederen schooltas.
Zal ik ze wegsturen of laat ik ze binnen? Let’s have some fun, denk ik, ik ben toch op vakantie en open de gaasdeur. Met een gebaar nodig ik de twee uit om plaats te nemen aan de keukentafel. De lange loopt wat houterig en lijkt oncomfortabel in zijn slecht zittend goedkoop uitziend pak. De schoenen van de zwarte man, merk ik op hebben een indrukwekkende hak. Dit geeft zijn tred een funky knik. Van dichtbij zie ik ook dat zijn pak niet zwart maar inktblauw is en onmiskenbaar duur maatwerk. Is dit een getuige van Jehova?
We have wonderful news for you mamm, begint de lange blanke man, maar ik luister niet en ik kijk niet naar hem maar naar zijn kompaan. Nu hij recht voor me zit komt die me ineens heel bekend voor, wat onmogelijk is uiteraard maar hij lijkt op iemand? Ik bekijk zijn opvallend smal gezicht met hoge jukbeenderen, volle lippen dragen een zweem van een snor. Een rond brilletje camoufleert enigszins zijn donkere ogen. Zijn wenkbrauwen hebben een perfecte V-vorm. Zijn handen zijn fijn en netjes gemanicuurd. Dit kan toch geen getuige van Jehova zijn, denk ik opnieuw.
De andere man praat maar door maar het is niet meer dan achtergrondgeluid. Al mijn aandacht gaat naar het zoeken op wie de zwarte man lijkt. Zelf kijkt hij me over de rand van zijn bril onderzoekend en misschien zelfs licht spottend aan. Beeld ik het me in of is hij de aanwezigheid van zijn partner ook een beetje vergeten. Ik wil wegkijken maar we zijn in een spelletje oogworstelen beland.
En dan, op het moment dat hij bijna ongezien zijn lippen bevochtigd met zijn tong weet ik het. En ik weet ook meteen dat hij niet op iemand lijkt die ik ken, neen hij is het zelf, in levende lijve. Want ik ben in Minneapolis en hij is een getuige van Jehova!