In negentienachtenvijftig ging de wereld voor ons open
met de wereldexpositie en z’n ijzermolecule.
Wij konden toen niet eens een kleine auto kopen
en we keken televisie bij onze nonkel Jules.
In ijzig koude winters hielden wij ons struis en kloek.
We gingen naar de scouts en naar de kerk en naar de school
met roodbevroren billen in fluwelen korte broek,
met een zelfgebreide sjaal en een ruitjes-kamizool.
REFREIN
Want … wij waren mannen, wij waren mannen
we wisten wat we wilden
want wij waren van “De Gilde
van de Echte Mannen” .
Te voet naar Scherpenheuvel was een echte bedevaart.
Op de kermis : smoutebollen of een grote suikerspin,
en in de botsautokes was het stoerdoen uiteraard
en we dronken op ons eerste fuif onze eerste cola-gin.
We dansten in cafés op al de liedjes van Chuck Berry.
We waren zot van jive en swing en van hemels-helse rock.
We kozen op de jukebox voor The Platters en Bill Haley
en voor al de hits van Elvis en voor “Rock around the clock”.
Wij moesten nog naar ’t leger : 12 maanden discipline.
Het was heel ver in Duitsland, met die boemel-DVT.
We vulden onze dagen met alcohol en nicotine,
we liepen wacht met scherp of waren altijd van corvée.
We dachten dikwijls: ”Kust ze !” en “Krijg de cholera !”
want we hadden echt wel heimwee en dan schreven we een brief
naar de vrienden in ons dorp en af en toe naar pa en ma,
maar de mooiste, warme brieven waren toch wel voor ons lief.
De liefde voor de club, daar ging voor ons niks boven,
naar het bal tot 5 uur ’s morgens en dan met een houten kop
naar het voetbalveld om ons gratis uit te sloven
en na een koude douche voelden wij ons toch weer top.
De dodentocht in Bornem was uniek om te ervaren.
Iedereen verklaarde ons geschift en ook nog eens goed zot.
Met tenen zonder nagels en onze voeten vol met blaren
zo bereikten we de meet : "total loss" en stikkapot …