we binden een windel rond het hoofd
de weg naar binnen ligt open
onze hersenen dalen in onze wangen
we observeren de observatie
wie wordt het kruis?
wie ruimte?
we waaien weg
waaien terug
waaien weg, tenzij
tenzij een suikerspin ons inbindt
op de achterste poten staat
een ballon ontpoft
een kind schreeuwt
een splinter kwetst
we worden onrustig onder het dalen
van onze hersenen in onze wangen
in de lucht het vuur, de vlammen, de vragen, een wolk aan een touwtje
we binden onszelf aan een hand
aan een ander, tenzij