We vliegen ergens boven de Atlantische op weg naar de overkant. In de twee stoelen voor me een middelbaar echtpaar en bij het raam een oudere heer weggedoken in een afwachtende slaap. We krijgen warm eten, de door KLM-magnetrons opgeroepen geuren verspreiden zich reeds een half uur door het vliegtuig. Geen aanlokkende, eetlust opwekkende geuren, integendeel.
De stewardessen bewegen zich snel en doelgericht door de smalle gangpaden, ze blijven glimlachen, zij het af en toe moeizaam. Sinds kort weet ik dat dit beroep, ooit het ideaal van alle jonge vrouwen in Nederland, niks beter is dan dat van een serveerster in de horeca. De drie passagiers voor mij worden bediend, ik ruik de weeïge geur van vis. Zeetong is lekker, maar je zou hem niet moeten hoeven ruiken. De man en de vrouw beginnen meteen ambitieus aan hun maaltijd, de reiziger aan het raam wordt ook even wakker van het gescharrel, maar laat zijn eten onaangeroerd, hij draait wat in zijn stoel en dut verder.
Het echtpaar heeft de hun toebemeten portie in rap tempo naar binnen gewerkt, de man taxeert nu het onaangeroerde eten van de slapende man aan zijn rechterzij. Op zijn bord ligt nog een zeetong in alle fantastische heerlijkheid koud te worden. De stewardessen ruimen de rommel alweer op, ze komen nu onze richting uit met hun afvalzakken. De vork van de man gaat opeens naar het maagdelijke blad van de slapende passagier, zijn prachtige vis zal binnenboord worden gehaald. Terwijl de heerlijke zeetong in de lucht hangt, doet de slapende reiziger één oog open en zegt: ‘You like fish?’