we missen vinnen en kieuwen.
de spiegel is te wijd en te grijs.
de oversteek overwegen we in vlinderslag
want een vlot bouwen is voor padvinders.
achter ons wuift het helmgras ons uit.
de vloed veegt schuim over onze voeten,
voert het zand aan als een bewijs van tijd.
elders slijt een berg zijn pieken aan ijs en wind.
gruis herinnert ons aan bezonken schelpen.
de kringloop is te traag, te groot voor ons oog.
het kruipt tussen tenen en waait weg
als het stof van onze zorgen.