Zij laat mij binnen met de handen van haar zoon
en lacht naar het plakkende papier tegen de muur
Zij spuwt de gele gal uit haar veel te dikke buik
en staart naar de zon die niet wil opwarmen
Haar zoon kent niet de grenzen van anderen
en kruipt als een insect in het zachte hart
Gereed om geweldig te zijn in wat men verwerpt
klaar om het verre naar zich toe te schuiven
Zij roept omdat er ergens angst ontstaat
ondanks de vrije vogels in het daglicht
Hoe het binnen naar buiten strompelde
hoe dit verdriet overstuur geraakte onderweg.