Inhoud
Aan de Schoolpoort & bovenop het stapelbed 1981. 5
Dwars door de keuken 1998 – 2008 -2018. 22
Aan het meertje (to do) 2016 juni 27
Pal voor het bed (to do) 2001. 27
In de plaaster (to do) 2016 dec. 27
Aan zee (to do – herinnering van anderen) 1981. 27
Door de muren (to do) 2017 - 2011. 27
In de spiegel (To do) 2018. 27
Met dank aan Creatief Schrijven, Erik Vanhee en Mieke De Veuster voor de leerrijke masterclass Autobiografisch schrijven.
Met dank aan mijn medeschrijvers voor het meeleven en -lezen en de feedback: Hendrik, Jan, Haddie, Kristien, Vera, Ludo, Elisabeth, Veerle, Sabine, Esther en Tamara. En in het bijzonder aan Adinda voor de tussentijdse aanmoedigingen en verdiepende gesprekken.
Ook dank aan de vrienden die mee naar de woorden zochten en wilden nalezen. In het bijzonder: Ellen, Isabel en Barbara.
Tot slot ook dank aan wie mee mijn levensverhaal schreef, maar er tot nu toe nog niets van te lezen kreeg: mijn ouders, mijn stiefouders, mijn volle-, half- en stiefbroers en mijn stiefzus. Ook mensen die er niet meer zijn: mijn grootouders en Sin. Denis ben ik dankbaar voor de manier waarop we nu apart maar samen onze kinderen opvoeden. Het grootste stuk dankbaarheid gaat uit naar Zoë en Tibbe, mijn prachtige kinderen. Zij zijn mijn inspiratie, spiegel, stressmeter, energiebron en twee zonnetjes in mijn leven.
Borgerhout, mei 2018
In de prille lentezon 2016
Ze hadden hem samen tot in kamer 159 gebracht, zijn valies helpen uitladen en zijn tandenborstel in het bekertje gezet. Zij had zich bij het afscheid op de achtergrond gehouden, de kinderen een duwtje in de rug gegeven. Hij had hen allebei heftig tegen zijn borst aangedrukt. Met zijn blik op haar gericht. Smekend. Op de terugweg had zij de kinderen bij vriendjes afgezet, om hen de afleiding en zichzelf wat rust te gunnen.
De stilte overvalt haar als ze weer thuiskomt, omhult haar als een deken en smoort haar onrust. Geen kinderstemmen, geen radio, geen geroep of gehuil. Hoe lang was dat geleden? Ze voelt de vermoeidheid van haar voeten tot in haar hoofd kruipen. Loopt meteen door naar de slaapkamer. Ze zet de dubbele terrasdeuren wijd open om licht en lucht overvloedig binnen te laten stromen, trekt de lakens van het bed en gooit die in de wasmand. Met een oude keukenhanddoek veegt ze het mosgroen laagje van de ligzetel op het dakterras. Ze legt zich languit in de prille lentezon en sluit de ogen.
Het suist in haar oren, de beelden van de vorige dagen flitsen voorbij. Een loodzwaar gewicht van de afgelopen periode drukt haar op de zetel neer. Het was een slopende aanloop naar de moeilijkste beslissing uit haar leven geweest. De bittere noot was gekraakt. Ze kon niet anders, wist dat het moest gebeuren. Al zou ze het op haar manier doen. Ze zucht.
De spanning heeft zich vastgezet in haar lichaam. Als ze voorzichtig rondjes draait met haar schouders, trekken de spieren stram tot waar haar nek haar schedel raakt. Haar schouderbladen kraken. Zodra de zon haar huid zachtjes warm likt, voelt ze het gewicht langzaam van zich afglijden. Ze ademt diep in en laat de lucht voorzichtig langs haar lippen stromen. Alsof ze nog niet helemaal durft uit te ademen. Een behoedzame glimlach verschijnt op haar gezicht. Straks zal ze voor het eerst sinds vele nachten terug in haar eigen bed slapen. Van alle scenario’s die er lagen, lijkt het best denkbare zich nu te ontplooien. Al die nachten kamperen in de living heeft dan toch iets opgebracht.
Die ochtend tien dagen geleden, hoorde ze voetjes van de kinderkamer trippelen naar hun bed aan de andere kant van de gang. Daarna de paniek in zijn stem terwijl hij terugliep naar hun stapelbed en zijn zus wekte: ‘Mama is er niet!’. Haar geruststellende woorden: ‘Misschien is ze beneden, ik hoorde hen gisterenavond nog’. Gehaast maar voorzichtig zette hij zijn blote voeten op de koude trap. Hij kon niet wachten tot hij beneden was, boog zich voorover en tuurde tussen de metalen treden door, de living in. Zo keken moeder en zoon elkaar in de ogen. Opgelucht rende hij de trap af, sloeg zijn armen om haar heen en kroop mee in de slaapzak. Op een geïmproviseerd bed van twee grote kussens had ze een bijna slapeloze nacht doorgebracht. Ook zijn zus was snel beneden en schoof zo goed en zo kwaad als het ging mee bij hen aan op de kussens. Met haar twee kinderen in de armen, dicht tegen zich aan, zocht ze de woorden om hen te vertellen wat er hun gezin te wachten stond.
Haar tienjarig meisje had het al voelen aankomen. Had er voorheen zelf naar gevraagd en een oprecht antwoord gekregen. Ze had zelfs begrip getoond. Bij haar zoontje drong het bericht die ochtend voor het eerst duidelijk door. Een zucht, meer van opluchting dan van verdriet, ontsnapte hem. Alsof hij toen ineens begreep wat hij al zo lang aanvoelde maar geen woorden kon geven: de echte reden van zijn onverklaarbare woedeaanvallen, de spanning die hij voelde trillen in huis maar niet kon duiden.
‘We zijn al met zo veel kinderen van gescheiden ouders in de klas.’ Hij telde luidop, kwam aan tien vingers. ‘We zouden een praatgroepje hierover moeten hebben! Dan leren we van elkaar.’ En zo werd de kiem gelegd van het groepje met een tiental tweedeklassers. Samen zouden ze hun ervaringen zouden over twee huizen, bezoekregelingen, ruzies en wisselmomenten.
De dagen die volgden zwalpte hun vader als een wrak in huis rond. Zij hield het roer in handen. Zo kon dit niet blijven duren. Ze ging met de kinderen op stap en zag de bloesemknoppen paraat om open te barsten. Keek rond naar huurhuizen, al wist ze dat het geen haalbare kaart zou zijn om een dubbel huishouden met enkel haar loon te onderhouden. Ze vond een leuk plekje via Airbnb aan het plein voor de school. Dat zou korte termijn soelaas kunnen bieden. En toch wilde ze haar kinderen niet uit hun vertrouwde huis wegrukken en kon ze hen in deze toestand niet alleen bij hem laten. Zij slikte, slikte nog eens maar hield zich recht.
Voor de middag kwam hij, zoals gewoonlijk, niet uit zijn bed. De rest van de dag hing hij als luie Wanja tegen de verwarming aan, snikkend, smorend, snotterend met af en toe luide uithalen van verdriet. Het kwam dubbel bij haar binnen: dat schuldgevoel ook naar haar kinderen, die ze dit soort scènes wilden besparen.
Die avond, toen ze al vijf dagen op de kussens sliep, had ze de kinderen in bed gelegd en zich uit huis aan een goed gesprek met een vriendin gelaafd. Ze geneerde zich voor de onverwachte zweetaanvallen die haar deze dagen parten speelden. Dan liep haar gezicht en hals helemaal rood aan en voelde ze de natte kringen in haar T-shirt groeien. Een onbekende ervaring die op café tamelijk vervelend kon zijn, ze voelde zich dan bekeken. Wat zouden de mensen van haar denken? Ze wilde op zulke momenten helemaal verdwijnen. Later terug thuis, liep ze meteen door naar de badkamer, gepoetst en opgefrist trok ze een vers gewassen pyjama aan en kroop in de living in haar slaapzak. Hij knielde neer en zette zich naast haar tijdelijk nest, hij smeekte om weer naar boven in bed te komen. Wat moest hij doen om haar weer voor zich te winnen? Die vraag kwam te laat. Hij strekte zijn hand naar haar uit om een haarlok uit haar gezicht te vegen. Maar zij weerde dit gebaar af. ‘Laat je helpen’ was het enige wat ze op dat moment nog aan hem kon meegeven. Hij droop af. Ze had geen illusies meer. Deze boodschap had ze al zo vaak gegeven.
Maar deze keer drong het door. Hij besprak het met zijn psychiater en samen waren ze er snel uit. Hij kon enkele dagen later terecht in de PAAZ, bij hun kinderen beter gekend als ‘de spoed voor mensen die ziek zijn in hun kop’.
‘Ik laat me opnemen. Maar geef me dan nog een kans’ zei hij vlak voor zijn vertrek.
‘Ik kan niets beloven’ was haar oprechte antwoord, meer dan dat kon ze op toen niet zeggen. Ze moest nog leren voelen wat er kon en wat niet meer.
Daarnet hebben ze hem in het ziekenhuis afgezet. Nu laat ze de zorg over aan professionelen. Voor even is er een oplossing, dat geeft ademruimte. Ze blokt de onoverkomelijke gedachte nog af, dat hij snel de weekends vrij zal krijgen en weer voor de deur zal staan. Hoe zullen ze dan leven in datzelfde huis? Even is zij, voor het eerst sinds lang, alleen in huis. Haar thuis waar ze de laatste jaren van wegliep, vluchtend in werk en engagement. Ze ademt weer, ze bekomt, nu geniet ze. Straks legt ze verse lakens en slaapt verfrist in haar eigen bed. Alleen.
Aan de Schoolpoort & bovenop het stapelbed 1981
Aan de schoolpoort – de vader
Een grote man staat vrijdagnamiddag te wachten aan de schoolpoort. Zijn vriendelijke gezicht is omrand met een getrimde baard en snor. Hij draait zijn hoofd weg van de mensen en kijkt naar zijn voeten. Boze blikken prikken in zijn rug, hij hoort gefluister achter zijn schouders. De poort opent en de ouders stromen naar de speelplaats door.
Het schoolgebouw is een statige herenwoning met een grote tuin, waar achterin twee barakken als kleuterklassen dienstdoen. Wanneer de deur van de klas op een kier wordt gezet, herkent hij meteen de licht hese roep van zijn zoon. Ongeduldig staat die te trappelen om de speelplaats op te rennen. Maar de juffrouw maant hem tot kalmte en schudt rustig elk kind een voor een de hand ten afscheid. Zodra hij buitenkomt stormt de kleuter op zijn vader af. Die pakt hem op en gooit hem in de lucht. De jongen krijst van opwinding als zijn vader hem weer opvangt. Als hij landt, loopt het kind de tuin weer in en klimt meteen met zijn vriendje op een breed vertakte boom. De kleuterjuf passeert, kijkt de vader met een verwijtende blik aan en loopt hem voorbij zonder groeten.
Opgewonden stemmen klinken intussen uit het grote gebouw waar de schooldag nu ook eindigt voor de vierde klas. De vader kijkt zoekend naar de jongens en meisjes die druppelsgewijs de brede trap aflopen. Een meisje in een blauwwit gestreepte salopette tuurt geconcentreerd naar haar voeten terwijl ze op één been, trede per trede naar beneden springt. Zodra hij haar blik kan vangen, vergeet ze het spel, gaan haar ogen stralen en breekt een glimlach haar gezicht open. Ze loopt op hem toe. Hij pakt haar op en wang aan wang houden ze elkaar stevig vast. Even lijken zij in een zeepbel te leven, weg te zweven van de wereld rondom hen. Een vriendinnetje roept haar naam, ze draait haar hoofd en de blonde staartjes zwiepen langs zijn baard. De bel spat uiteen, hij staat weer alleen op de speelplaats.
Met aan elke hand een van zijn kinderen wandelt de man even later de schoolpoort uit. Als ze andere ouders passeren, draaien de hoofden mee met het trio. De vader moet het jongentje stevig vasthouden om te voorkomen dat die in zijn enthousiasme de straat oploopt. Het meisje hinkelt tussen de lijnen van de stoeptegels door. Zo kent hij zijn dochter: ze wil het helemaal onder de knie krijgen, zoals bij elk nieuw spel dat op de speelplaats zijn intrede doet.
Hij neemt hen mee naar zijn nieuwe woonst, waar hij naartoe had moeten vluchten. Het was niet zijn keuze geweest. Maar eenmaal daar had hij de opluchting gevoeld. Hier konden zijn nieuwe leven en liefde een plek krijgen. Hij neemt zich voor het gemis van zijn kinderen ruimschoots en met onverdeelde aandacht in te halen.
Bovenop het stapelbed - zijn dochter
Als ze aankomen in de onbekende straat haalt haar vader een mooie blinkende sleutel boven. Hij moet trekken en duwen aan de afgebladderde voordeur om ze open te krijgen. De kinderen volgen hem in de donkere gang. Drie brievenbussen klepperen nog na als ze de trap opgaan. Zodra de deur van het appartement op de eerste verdieping opent, worden ze verblind door het licht dat uit de voorkamer binnenvalt. De zon staat daar pal op het hoekraam. Witgeschilderde muren en vloeren. Een blankhouten tafel met vier stoelen. Er hangt een scherpe geur van dat gevaarlijke product waar haar vader zijn verfborstels in zet. White spirit. Ooit heeft haar broertje ervan gedronken. Ze herinnert zich nog de paniek, de sirenes van de ziekenwagen voor de deur. En dan het eeuwige wachten, alleen in de auto op de parking van het ziekenhuis -want kinderen mochten niet binnen in de intensieve afdeling. Dan was ze naar haar grootouders gebracht. Waar ze samen hadden gewacht tot het nieuws kwam dat alles goed zou komen.
Aan de andere kant van de woonkamer staat een ezel met een leeg doek dat op een kader is gespannen. Als ze beter kijkt, ziet ze al enkele dunne lijntjes van het schilderij dat nog moet ontstaan. Er ligt een schilderspalet op een kruk. De mengelmoes van kleuren trekt haar aandacht. Ze kan het niet laten er even aan te voelen. Verder is er in de kamer niets. Zelfs geen gordijnen. De overburen kunnen zo naar binnen loeren. Vanuit het raam kijken ze uit op de grote bladeren in de vorm van harten. Er hangen perfect ronde bolsters in met scherpe piekjes. De stam is afgebladderd, gevlekt. Zoals een camouflagepak van het leger. Daaronder beweegt het voortdurend op de Leien. Ramen openen gaat niet, door het lawaai en de stank van het drukke autoverkeer.
Als vieruurtje proeven ze een koffiekoek van de bakker hieronder, op de gelijkvloers van dit huis. Een koek met chocoladedakje, gevuld met pudding. Ze drinken een glas heel zoet, goudgeel appelsap. Dan vraagt haar vader om hem te volgen. Het enige kamertje dat niet aan de drukke Leien grenst, zal hun slaapkamer worden. De kinderen helpen een vers pakket van Ikea openscheuren. Ze houden de rode metalen spaken recht, terwijl hun vader met schroeven en sleutels in de weer is. Twee lattenbodems worden boven elkaar in het frame gehangen, matrassen uit hun plastieken cover gehaald, lakens, kussens en slopen opgeschud en gedrapeerd.
‘Ik wil boven’ roept het jongentje enthousiast, nog voor de ladder stevig staat gemonteerd, is hij er al op gekropen.
‘Neen ikke!’ zegt zijn zus. Ze bekvechten over wie waar zal slapen.
‘Ssst, geen geruzie, jullie kunnen om beurt’ sust hun vader.
‘En dan in haar vuile lakens moeten slapen?’ Het broertje knijpt zijn neus tussen duim en wijsvinger en maakt er een grimas bij. Zijn zus trekt haar schouders op en legt zich op het onderste bed. Alles ruikt naar nieuw.
‘Slaapwel’ zegt ze. Op klaarlichte dag draait ze zich op haar zij. Vanop het bed boven haar klinkt dezelfde boodschap in echo. Ze snurken om ter luidst en proesten het uit.
Met een luide geeuw strekt het negenjarige meisje haar armen. ‘Ik heb zo wa-wa-wa-waanzinnig gedroomd’ zingt ze uit volle borst.
‘Ik werd door ka-ka-ka- kadoo’s overstroomd’ valt haar broertje in. ‘hihihi, kaka!’ Hij klautert de ladder af.
De geur van gebakken vlees lokt hen naar de keuken. Ze gaan samen kijken naar hun vader die intussen achter de potten staat. Er is een groot raam, maar toch dringt er zelfs op deze zonnige dag amper licht in deze ruimte door. Op nog geen twee meter van het venster begint de muur van het huis ernaast. Als ze het raam opent, om door de smalle koker naar boven kijken, ontwaart ze met moeite een stukje blauwe lucht. Op het koertje een verdieping lager hoort ze geritsel. In een flits ziet ze een rattestaart tussen de stapels dozen en vuilzakken verdwijnen.
‘De tafel mag gedekt worden’ zegt de vader, terwijl hij naar de keukenkast wijst ‘daar staan de borden en in hier ligt het bestek.’ De kartonnen doos van dit Number One starterspakket voor de keuken zet hij bij de rest van het oud papier in de gang.
Het meisje neemt voorzichtig het witte servies uit de kast en plaatst de borden op tafel. Twee naast elkaar en eentje ertegenover. Zoals altijd moet ze even nadenken, waar ze nu weer het mes en de lepel moet leggen. Haar tong glijdt langs de binnenkant over haar tanden. Daar waar die ene boventand naar achter zit. Dat is links, waar de vorken komen. Ze zet een stap achteruit en kijkt. Schud haar hoofd. Er klopt iets niet, ze mist iets. Ze verzet een stoel naar de kop van de tafel en verschuift de borden totdat ze een mooie gelijkzijdige driehoek vormen.
Onder de moerbeiboom 2014
Vandaag zal het de laatste keer zijn, dat de mol vrij spel krijgt in onze achtertuin.
Deze middag heeft Liv overlegd met de arts. Geflankeerd door haar zoon heeft ze gevraagd om de pijn verder te bestrijden. De medicatie zal opgevoerd worden. Wij weten allemaal, met haar steeds verzwakkende toestand, dat deze verhoging wel eens de laatste kan zijn. Of het nu een kwestie van uren of van dagen is, in ieder geval komt er snel een einde aan het verblijf van deze bijzondere gaste.
Bij de diagnose had ze ervoor gekozen om zich niet verder te laten behandelen. Chemo en bestraling hadden haar leven misschien nog iets kunnen rekken, maar konden geen oplossing bieden. Deze ‘giftige’ ingrepen zou ze sowieso nooit hebben toegelaten. Zelfs bij minder noodlottige prognoses had ze die geweigerd, dat wist ze me te vertellen op een van die vele momenten dat ik haar kwam verplegen.
Toen ze iets meer dan twee maand geleden toekwam, moest ze het nog leren: ‘zich laten verzorgen’. Ze was een taaie en koppige dame die al jaren alleen woonde en gewoon was haar plan te trekken, zich te harden en eindeloos op zichzelf te bezuinigen. Met een verbeten, lichtjes verbitterd trekje rond haar mond probeerde ze zich toen zelf recht te zetten, op te staan en naar de wc te gaan. Ze weigerde hulp te vragen. Maar al heel snel kwam er verandering in haar houding. De groene omgeving deed haar weer ademen. Hoe meer ze onze zorg toeliet, hoe zachter de trekken in haar gezicht werden. Hoe zwakker haar lichaam werd, hoe stralender haar lach en haar ogen. Het was een intense ervaring om haar op korte tijd zo te zien evolueren naar iemand die gelukkig haar einde tegemoet trad.
Het zijn er maar enkelen per jaar die nog zo helder van geest zijn als ze hier toekomen, die tijdens hun verblijf in onze hospice nog een mooi slotstuk aan hun leven kunnen breien. De meeste van de gasten komen pas als de medische wereld hen geen sprankeltje hoop meer kan bieden. Ze hebben vaak nog maar enkele dagen te leven en zijn soms amper bij bewustzijn. Aanvaarden dat het einde nabij is, blijft voor velen erg moeilijk. Slechts enkelen durven hun lot in de ogen te kijken en te spreken over wat er gaat komen. Nog zeldzamer zijn de naasten die dit gesprek ook durven aangaan.
Liv bloeide op tijdens haar verblijf. Ze genoot met volle teugen van dat laatste slokje leven, alsof ze nu pas ontdekte hoe lekker het was. Zin in een stukje oude kaas? Ze durfde het te vragen en haar kinderen zorgden dat het in orde kwam. Een kopje advocaat én een stukje pure chocolade bij de koffie? Mosselen gaan eten op restaurant? Voor haar was het pure luxe. Dat was meer dan twintig jaar geleden wist ze me te vertellen. Deze zomer wilde ze het allemaal nog meemaken. Oude bekenden, vrienden en familie kwamen op audiëntie terwijl zij als een koningin op haar favoriete plekje onder de moerbeiboom zat. De verweerde planken van de ronde tafel lagen verstopt onder blikken koekjesdozen, kaartjes, schaaltjes met pralines, fotoalbums, fruitsap en bloemen. Oude herinneringen werden opgerakeld en nieuwe ter plekke gesmeed. Er werden banden aangehaald en andere definitief verfoeid. Ze stond midden in het leven, net nu iedereen wist dat het voor haar snel zou afronden.
Liv werd ook gevierd. Op een natte zomerdag omringde een groep intimi haar met muziek en woord. Een afscheid voor de dood. Samen. Ze zag er moe maar stralend zijn. Ik mocht erbij zijn. Op die korte tijd durfde ik me al vriend van de familie noemen. Vooral met de schoondochter smeedde ik een hechte band. Ik voelde tijdens de viering het meeslepende ritme van de taiko-drums en werd geraakt door de kwetsbare stem van haar negenjarige kleindochter.
Ik kon het me amper voorstellen toen Liv vertelde dat ze zo alleen had geleefd. Ver van mensen, in verbinding met de natuur. Hoewel ze samen een intense band hadden, verliep het contact met haar beide kinderen niet altijd zonder conflict. Ze was dan ook een vrouw met een sterke mening en dat durfde wel te botsen met haar zoon en dochter. Ook tussen haar twee volwassen kinderen kon het heftig ontvlammen. Ooit moest ik tussenbeide komen in een ruzie omdat hun geroep tot in de ziekenkamers reikte. Deze zomer stond voor hen beiden honderd procent in het teken van zo veel mogelijk met hun moeder samenzijn. Dagelijks kwam minstens een van hen op bezoek.
Haar zoon had met zijn vrouw en beide kinderen een stacaravan in een nabijgelegen camping gehuurd. Dit was hun vakantie. Ze waren hier kind aan huis. Vooral zijn jongste zoon had het soms moeilijk om de nodige rust in ons verblijf te respecteren. De zesjarige jongen bruiste van energie en had zijn beweging nodig. Als grootmoeder en kleinzoon samen plannetjes bekokstoofden dan zag je de vonken tussen hen beiden flikkeren. Hun pretoogjes spraken boekdelen. Zo ben ik ervan overtuigd dat zij degene was die hem had ingefluisterd dat die mollevallen nood hadden aan een grondige sabotage. Want dierenleed raakte haar meer dan gelijk welke onheil de mensheid overkwam. Onder het goedkeurend oog van zijn grootmoeder deed hij dagelijks zijn tour langs het grasveld om met een stok val per val te laten dichtklappen. Geduldig zette onze tuinman de vallen de volgende keer weer gebruiksklaar. Het groeiende aantal aardebruine bergjes op ons gazon toonde wie er in deze strijd aan de winnende hand was.
In die dagen ontstond mijn vriendschap met de schoondochter. Het was er een van weinig woorden. Zij was toen vooral onzichtbaar. Ze nam haar rollen als moeder, vrouw en schoondochter voorbeeldig op. Haar drukke job als onderneemster had ze voor deze vakantie even achter zich gelaten. Maar hun tijdelijke woonst op de camping in de buurt bezorgde haar geen plezier. Ze werd van kop tot teen gekeurd door de permanente campingbewoners die vanaf het middaguur aan de bar hingen. Die brachten hun dagen door met bier, platte grappen en karaoke. In tegenstelling tot haar man die vlot met iedereen een babbeltje deed, trok zij zich achter haar boeken terug. Bij ons in de hospice voelde ze zich beter thuis. Maar ik merkte dat er binnenin iets woelde. In een droom die haar deze nachten bleef bezoeken, werd ze gewillig geschaakt. Het schuldgevoel droop van haar af toen ze die fantasie aan me opbiechtte. Ze had als kind al geleerd om in verbeelding te vluchten. Dit vertrouwde vangnet van fictie had ze voor zichzelf uitgespreid.
Vandaag is het schooljaar alweer enkele weken bezig en heeft dit gezin er een weekenduitstap van gemaakt. Ze plannen om vannacht een laatste keer in de caravan te slapen. De nachtelijke kou dringt diep binnen door de dunne wanden. Maar de zon schijnt voor de tijd van het jaar uitbundig. Na het gesprek met de dokter hebben ze zich weer geïnstalleerd onder de moerbeiboom. Naast haar stoel staat de rollator die dienstdoet als mobiel tafeltje voor haar vaste attributen: het doosje met sigaartjes, een turquoise aansteker met assenbakje, haar gsm en een klein snoeptrommetje gevuld met zoetigheid voor de kinderen. Binnen handbereik staat altijd een groot glas water, afgedekt met een siliconen groen lapje in de vorm van een blad met een bijtje op. De kleinzoon heeft zijn rondje langs de mollenvallen gedaan. Tot maandagochtend zijn die diertjes weer gered.
Als ik aan de vooravond buiten kom om een andere patiënt op het aanliggende terras te verzorgen, valt me op hoe moeizaam Liv beweegt. Uitgeput draait ze haar hoofd op het steunkussen en zoekt een houding die haar minder pijn doet.
‘Zal ik de leuning naar achter doen?’ vraagt haar schoondochter. Liv knikt en sluit haar ogen. Mijn vriendin springt recht en kantelt voorzichtig de rugleuning van de rolstoel. ‘Rust maar even terwijl de kinderen weg zijn.’
De warme septemberwind doet de bladeren van de moerbeiboom ritselen, zonnevlekken dansen op haar broze huid. De schoondochter zet zich weer aan de tafel en verdiept zich in haar boek. Ze genieten allebei van de stilte nu de kinderen even weg zijn met hun vader. Straks weer het rumoer, dan staan ze terug hier, om samen spaghetti te eten.
Liv reikt met haar dunne arm naar de vrouw en heft haar hoofd op.
‘Ik zeg het nog eens: als hij niet drastisch aan zichzelf gaat werken,’ zegt ze duidelijk, al is haar stem niet meer dan een zucht ‘moet jij voor jezelf én voor de kinderen een beslissing nemen en van hem weggaan.’
De vrouw kijkt op, zegt niets, maar knikt dat ze haar begrijpt. Ze ademt diep in, houdt de lucht even in haar longen vast, om ze dan gecontroleerd weer te laten ontsnappen. Het is alsof ze een groot verdriet wegdrukt, groter dan het nakend verlies van Liv. Het is alsof ze de consequenties van deze boodschap niet durft laten doordringen, omdat die haar hele wereld op zijn kop zullen smijten. Maar ze heeft het gehoord. Ik ben benieuwd of ze deze morele steun zal toelaten en of die haar de moed zal geven om de stap te zetten. Het is niet de eerste keer dat Liv dit zegt, vertelde ze me eerder. Wel de laatste keer. Ook aan haar zoon gaf ze meermaals dezelfde boodschap. Hoe hard moet dit niet voor een moeder zijn? Te zien dat haar zoon zijn gezin aan het verliezen is. Maar Liv kijkt verder vooruit naar het leven dat ze niet meer zal meemaken, ze kiest voor het welzijn van haar kleinkinderen.
Straks, na het eten zal Liv helemaal uitgeput zijn. Ze zullen haar naar haar kamer brengen, nog instoppen en warm afscheid nemen. Zij beseffen het niet, maar de kans is groot dat ze haar niet meer bewust terugzien, dat ze, geholpen door de medicatie, langzaam uit zal doven. Dan zal er rouw volgen. Gemis. Van haar sonate zal nu de coda weerklinken. Voor haar nageslacht begint er een nieuwe melodie.
Achter de boeken 1985
Het is bijna vakantie. De laatste loodjes wegen zwaar voor haar moeder. Zoals elk jaar. Er wordt door de school weer gretig gebruik gemaakt van haar talenten om te tekenen én om geen neen te kunnen zeggen. In het Steineronderwijs is het de traditie om rapporten voor elke leerling persoonlijk te maken. Zonder punten maar in woord en beeld. Wat natuurlijk een bijzonder geschenk is voor elk kind en diens ouders, maar een gigantische berg werk voor de leerkrachten.
Zo’n dag is het voor het meisje, helemaal aan de staart van haar eerste schooljaar in het middelbaar onderwijs. Ze trekt zich niet veel aan van de drukte. Want zij heeft weer een mooie buit in de bibliotheek verzameld, ze kan zich in zeven onbekende werelden onderdompelen. Sinds ze met de lidkaart van haar vader de volwassenafdeling literatuur mag verkennen, is er een nieuw universum bereikbaar. Op de jeugdafdeling en in de huisbibliotheek heeft ze nog weinig nieuws te ontdekken.
Ze worden vandaag mee op sleeptouw genomen, zij en haar broertje, naar een bel-etagewoning in een andere wijk van de stad. Daar waar die populaire leerkracht wiskunde woont met zijn kinderen. Als ze toekomen worden ze hartelijk door hem onthaald. Haar kinderen krijgen een kus op de wang, bij de mond van hun moeder blijft zijn mond iets langer hangen. Hij nodigt hen naar boven uit, ze mogen meteen aanschuiven aan de grote tafel bij het gezin.
‘Allez, zeg eens beleefd goeiendag tegen iedereen’ hun moeder port haar aan. Licht blozend geeft het meisje de drie grote zonen en dochter een klam handje en slaat dan snel de ogen neer. Een dampende ovenschotel wordt geserveerd, pasta met vegetarische groentesaus. Sinds hij weduwnaar is, kookt een dame uit de buurt voor hem en zijn kinderen. ‘Neen, toch niet weer van dat konijneneten’ klaagt een van de puberzonen. ‘Geen gezeur, we moeten blij zijn met wat de pot schaft’ reageert hun vader. Maar de honger overtroeft hun kieskeurigheid en al snel wordt elk restje uit de schotel geschraapt. Ook de borden worden vakkundig leeggemaakt. Hier en daar helpt een tong om elke verspilling te vermijden. Gelukkig komt er nog een dessert: een grote kom vanillepudding sluit de maaltijd af. Dan verdwijnen de jongeren naar hun kamers of naar de straat en valt de stilte in de woonkamer.
Zodra de tafel is afgeruimd, wordt die helemaal ingepalmd voor de eindsprint. Ze ligt bedekt met papieren. Er wordt geschreven, getekend, geteld, geordend, lijsten gecheckt. Want morgen de getuigschriften uitdelen.
Het meisje nestelt zich in een zetel in de hoek en vertrekt naar een kleurrijke magische wereld in Latijns-Amerika. Haar broertje volgt een van de grote jongens die een elektrisch treinspoor voor hem bovenhaalt. Ze laat zich meezuigen in liefdesverhalen ten tijde van cholera. Als ze opkijkt ziet ze amper wat er zich vlak voor haar neus afspeelt. Haar moeder straalt weer, lacht, geniet. Die laat zich welwillend charmeren. Wat een contrast met de jaren van verdriet die zij achter zich heeft. En de jaren van zoeken naar de juiste man. De kinderen zagen al enkele kandidaten passeren. Maar de voorgangers van deze wiskundeleraar waren nooit goed genoeg.
‘Ik ben weg hé vake’ De jongste zoon des huizes ziet er blits uit met een fluogele trui, een nektapijt en een zwart potloodrandje onder zijn ogen. Hij trekt de deur luid achter zich dicht. De examens zijn achter de rug, leerlingen vrij. De leraars werken naarstig maar goed gezind verder. Op de achtergrond speelt de radio een vioolconcerto. Een heruitzending van de onderbroken Koningin Elisabethwedstrijd, waar een maand eerder het geweld op de Heizel de aandacht van de muziek had afgeleid. Het meisje leest, haar broertje speelt aan haar voeten met de treinen.
Het wordt laat en de berg getuigschriften is nog maar half gevorderd. ‘We gaan er niet geraken’ zegt hun moeder lichtjes panikerend. ‘Toch wel. Maar het zal nachtwerk worden.’ zegt de leraar met een brede glimlach. ‘Jullie blijven toch gewoon hier slapen!’ Het meisje mag logeren in het grote bed bij haar toekomstige zus. De enige zus in een wereld vol broers. Op haar kamer legt ze haar boek even aan de kant en bladert in de Flair. Zo maakt ze kennis met lectuur over mode, verliefdheid en make-up.
De dag die volgt zal de laatste zijn voor beide ouders in dezelfde school. Hun werkplekken zullen scheiden, maar hun levens verder samenvallen. Diezelfde zomervakantie gaan ze op zoek gaan naar een nieuwe woning. Want noch zijn bel-etage noch haar rijwoning volstaan voor het nieuwe gezin met zes kinderen. Die herfst, vlak voor de veertiende verjaardag van het lezende meisje, verhuizen ze naar de boerderij te midden van de velden. Ver weg van de stad, pendelen naar school en vriendinnen, maar met een bessentuin, kamers voor ieder kind en katten die jaarlijks nestjes bouwen.
Onder de torens 1988
Zodra de deuren met een zucht openschuiven, valt de massa als een reeks dominostenen op het perron uiteen. Het meisje met de koffer wacht haar beurt af en kijkt met grote ogen naar de stroom ongeduldige pendelaars.
Sinds ze zich in Gare du Nord door de roltrap naar beneden liet voeren, was ze overspoeld door het ondergrondse leven in de wereldstad. Het was druk in het metrotoestel, maar ze had toch een zitplaats kunnen bemachtigen. Van hieruit kon ze haar medepassagiers stuk voor stuk ongegeneerd observeren. Het parfum van twee kleurrijk geklede jongedames prikte in haar neus. Ze wisselden druk gebarend de laatste nieuwtjes uit in een mengelmoes van Frans en een onbekende Afrikaanse taal. Tot de clochard was opgestapt. Hij had met zijn walm van wekenlang ongewassen kleren, zurige goedkope wijn en sigaretten de massa doen wijken. Ondanks het plaatsgebrek had iedereen rondom hem het rechtstaand reizen verkozen boven zijn odeur, waardoor hij snel een stoel te pakken kreeg. Of drie, want niemand wilde naast hem zitten. Het meisje stelde zich de baardige man voor, terwijl hij onder het gewelf van een brug op een stuk karton afgelopen nacht had proberen te slapen. Dat laatste blijkbaar zonder succes, want nog voor de metro weer vertrokken was, viel zijn kin op zijn borst en ontsnapte een rochelend gesnurkt zijn lippen.
Het handvat van de koffer snijdt in haar handpalm terwijl ze door de betegelde gangen de pijlen naar Île de la cité volgt. Als ze de vrolijke tonen van een Russisch volkslied hoort, wijkt ze van haar route af en volgt de klanken tot bij een groep muzikanten. Ze glimlacht als de accordeonist haar in de ogen kijkt en een wervelende solo neerzet. Ze zoekt haar Franse francs om in de openstaande vioolkist te werpen. Haar mond valt open als de oma van het gezelschap haar krachtige stem verheft. Met haar voet tikt ze het ritme mee en laat de drukte langs zich heenglijden.
Bovengronds struint ze rustig langs de historische gebouwen. Met de kin in de lucht kijkt ze naar de wolken, de versierde gevels en dakranden. Het scheelt geen haar of ze botst tegen een gids die met opgestoken paraplu een groep Japanners meetroont. Op het plein, onder de torens van de Nôtre Dame vindt ze een lege bank. Ze nestelt zich, kijkt op haar horloge en haalt opgelucht adem. Ze ziet dat ze nog een zee van tijd voor zich heeft, voor ze in Gare de Lyon de trein naar haar vriendin in het zuiden moet halen.
Met een dubbele klik opent ze de sloten van haar koffer, ze tilt het kartonnen deksel op dat met imitatieriet is bekleed. Ze rommelt tussen haar kleren en boeken en haalt een fles water boven, samen met een reep van drie lagen krokante sesamkoekjes. Het wolkendek breekt open, eerst toont zich een blauwe vlek tussen het grijs, dan komt de zon over de oplichtende randen kijken. Het meisje trekt haar jas goed dicht, zet haar kraag op tegen de wind, sluit de ogen en laat de zon haar wangen strelen.
Het gekrijs van meeuwen, die vechten om de restjes aan het kraam met ‘Crêpes de Bretagne’, rukt haar uit haar gemijmer. Het geluid doet haar denken aan haar klasgenoten, samengetroept voor de spiegel in de toiletten van een donkere fuifzaal waar net een knappe jongen is verschenen. Vriendinnen voor wie deze stad gelijkstaat aan catwalks en de nieuwste modetrends.
Ze kijkt omhoog en bestudeert de waterspuwers op de gevel van de kathedraal. Ze gaat op zoek naar de verhalen achter de beelden maar moet toegeven dat haar kennis van de Bijbelse mythologie onvoldoende is. Haar vader had bij het afscheid nog op het hart gedrukt om zeker de kleurrijke glasramen van binnenuit te bezien. Van haar moeder had ze de raad gekregen om vooral goed op haar portefeuille te letten. En zich warm genoeg te kleden. Maar ze gaat niet naar binnen, voorlopig zit ze daar goed, het zestienjarig meisje met haar koffer. Een warm gevoel borrelt op vanuit haar buik.
‘Wow, wat is dit heerlijk! Ik kan hier eindeloos rondkijken. Ik zou dit nooit beu worden. De wereld is zo groot en ik wil er nog veel meer van zien. Ontdekken. Reizen. Mensen van andere landen leren kennen. En zien hoe zij leven. Niemand die iets van me wil. Niks moet. Hier wil ik meer van. Dit is vrijheid!’
Tussen de dekens 1997
Het is nooit haar favoriete periode van het jaar geweest, die dagen tussen Kerst en Nieuw. Het ijzige, grijze winterweer doet er nog een schep bovenop. Ze had het ontstaan van de ijsbloemen op het slaapkamerraam aandachtig bestudeerd. Het is daar zo koud dat de kamer tijdelijk onbewoonbaar is en ze haar matras naar de living heeft verhuisd. Om te voorkomen dat de leiding zou dichtvriezen moet ze een paar keer per dag de wc doorspoelen. Ze dekt de bril af met een doek zodat haar billen niet vastplakken aan het ijs. Omringd door donsdekens, kussens en met een warmwaterkruik aan haar voeten, brengt ze de dag lezend door.
Is het de vertering van kerstdiners die ze bij beide kanten van haar familie weer voorbeeldig heeft doorstaan? Is het de leemte tussen familie, werk en de vrienden met wie ze oudjaar zal vieren? De feestdis bij haar tante aan vaderskant is dit jaar zonder noemenswaardige incidenten gepasseerd. Een stoel en stiefmoeder minder weliswaar. Daardoor zeker wat gênante scènes bespaard, maar verder de traditionele ingrediënten van kalkoen en Bob Dylan, van kerststronk -die oma essentieel vond maar niemand lekker - tot heftige discussies over maatschappelijke thema’s onder semi-gelijkgestemden door de wijn in positie gebracht. Ondanks de opluchting die hij verwoord had, was haar vader dit feest aan de stille kant. Het viel op dat de frons op zijn voorhoofd sinds zijn vlucht naar het lege appartement aan de Schelde niet verdwenen was. Ook zij maakte zich zorgen. Vooral over haar negenjarig halfbroertje. Gelukkig had zijn moeder toegestaan dat hij er op het familiefeest bij mocht zijn. Zijn andere halfbroer, intussen haar ex-stiefbroer, ontbrak. Hij zou pas jaren later weer aansluiten bij de kerstfeesten.
‘Hoe is het thuis?’ had ze de jongen gevraagd toen hij op haar schoot was gekropen.
‘Niet leuk, ik moet mama altijd helpen’, hij trommelde met zijn vingers op de rand van de zetel.
‘Wat moet je dan doen? De afwas?’ Ze aaide hem over zijn haar en probeerde zijn blik te vangen.
‘Ze ligt dan in bad en roept me uit bed.’
‘Waarom?’
‘Ik moet haar handtas voor haar opendoen en met twee briefjes van honderd frank naar de nachtwinkel’ Hij prutste aan een losse draad aan zijn trui.
‘Wat moet je dan gaan kopen?’
‘Sigaretten en zo’n kleine fles whisky,’ hij keek zijn grote zus amper aan, maar vertrouwde haar meer toe dan hij aan hun vader vertelde.
‘Die man mag dat helemaal niet aan een kind meegeven!’
‘Maar hij weet dat het voor mama is.’
Ze voelt zich hulpeloos als ze aan dit gesprek terugdenkt. Ze kent de wegen niet om haar broertje te helpen. Haar eerdere poging om zijn moeder tot rede aan te manen was abrupt afgebroken toen die de telefoon op de haak had gegooid. Meer dan er voor hem zijn en te luisteren kan ze niet bieden.
Ze duwt zich rechtop, stapt uit haar bed, zet een pot kruidenthee en vergewist zich er voor de zoveelste keer van, of de gaskachel wel degelijk op de maximumstand staat. Haar boek, waarin het Groenlandse personage gespecialiseerd is in soorten sneeuw, zorgt ook niet voor de nodige warmte. In navolging van die onderzoekster die op de besneeuwde dakrand staat te roken, neemt zij haar pakje tabak en rolt een dunne sigaret. Ze leegt de volle asbak, spoelt hem uit en niest bij de geur van natte as.
Zachtjes laat ze haar vingers glijden over het appelblauwzeegroene sjaaltje dat ze vorige week heeft cadeau gekregen. Te mooi om te dragen. Ze wilt het zorgvuldig bewaren. Tweemaal per week had ze de Chinese vrouw, die door haar hoogtechnologisch bedrijf tijdelijk naar België was gehaald, Engelse les gegeven. Een mooie bijverdienste, naast haar eerste inhoudelijk volwaardige maar wel deeltijdse job. Extra centjes die ze zou sparen voor een nieuwe reis. Samen hadden ze kortverhalen van Roald Dahl gelezen. Uit de bespreking waren boeiende gesprekken ontsproten. Het Engels van de Chinese bleek van hoog niveau, het was haar verlegenheid die een rem op haar taalgebruik zette.
‘Dank je voor de lessen en de vriendschap’ zei de vrouw bij de laatste les, toen ze de doos met de zijden sjaal overhandigde.
‘Wat mooi! Hoe lang blijf je hier nog?’
‘Ik vlieg terug op Oudejaarsavond. Ik moet maar tot Kerstmis werken. Heb je nog tips? Wat moet ik hier nog zeker zien?’
‘Weet je? Ik kom je een dagje aan je hotel ophalen en toon je de stad. Of we maken een uitstapje naar Gent en Brugge!’
‘Fijn’ zei ze en ze hadden zo afscheid genomen met het vooruitzicht op een weerzien.
Maar ze komt er niet toe die belofte waar te maken. Verder dan de bakker achter de hoek is ze deze dagen niet geraakt. Met de hoorn in de hand had ze meer dan eens klaargestaan om een vriendin te bellen. Maar ze heeft uiteindelijk geen enkele van die telefoonnummers ingetikt. Ze kon de woorden niet vinden. Haar huisgenote, die een verdieping lager woont, heeft afstand genomen sinds ze doorheeft dat zij niet altijd die ondernemende en positief ingestelde vrouw is, waarmee ze tot voor kort goed bevriend was en samen avontuurlijke reizen ondernam.
De enige stem die ze vandaag hoort, is van de radiopresentator. En haar eigen hoestbuien. De saliethee kleurt felgeel. Ze zet de theepot op de kachel en warmt haar vingers aan de kleurrijke kop. Ze kruipt weer onder de dekens om opnieuw in haar boek te verdrinken, om op te gaan in de zoektocht van haar hoofdpersoon naar identiteit en zin in het leven. Het sjaaltje heeft ze voor één keer om haar hals gedrapeerd.
Langs de kustlijn 2015
‘Zet me daar in het dorpje maar af’ had ze tot hun verbazing gezegd ‘Ik loop wel en zie jullie daar.’ De kinderen waren dit niet gewoon van hun moeder, haar man fronste maar sloeg van de hoofdbaan af en reed door de dorpskern tot aan het strand.
Ze wuift hen uit als de auto weer vertrekt, zet zich neer op het betonnen overblijfsel van een bunker en trekt haar schoenen en sokken uit. Het is rustig op het strand. Een vrouw met een hond, een jong gezin, een koppel hand in hand. In de verte ziet ze de vage contouren van de rotsen die haar einddoel markeren. Bij eb had de zee een weidse ruimte aan de wandelaars geschonken, maar gestaag komt ze die terug opeisen. Het zeewater voelt warm aan voor deze tijd van het jaar. Met opgetrokken broekspijpen, haar schoenen met de nestels aan elkaar gebonden over haar schouders geslagen, loopt ze waar water en zand elkaar raken. Een grote hond duikt rakelings langs haar het water in en spettert haar kuiten nat. ‘Excusez moi’ mompelt de oude man met bakkebaarden. Ze lacht en stelt hem gerust.
Hoe verder ze de badplaats achter zich laat, hoe zeldzamer de wandelaars.
‘Ik ben ermee gestopt. Ik heb mijn boeken thuis laten liggen,’ meldde haar man droog toen ze enkele dagen geleden goed en wel vertrokken waren.
‘Wat? Zomaar ineens? En het is al beslist?’ In haar buik voelde ze een krop groeien, ze slikte zo hard dat haar oren even dichtklapten.
‘Ja, het is gewoon te veel. Ik wil van deze vakantie genieten. Ik haal die examens volgende week toch nooit.’ Ze hoorde zijn opluchting.
‘En jij beslist dat zomaar even zonder dat met mij te bespreken?’ Haar stem maakte een sprong.
‘Het was niet haalbaar. Te hoog gegrepen. Ik heb het in de bijles beslist. Mijn leraar gaf me gelijk’ Het klonk te luchtig. Intussen probeerde hij zich te concentreren op het drukke vrijdagavondverkeer richting kust.
‘Alsof die keuze geen effect heeft op mijn leven!’ Zij leek meer ontgoocheld dan boos.
‘Mama, papa, geen ruzie maken!’ kwam het streng vanop de achterbank.
De golven klotsen over haar voeten. Met haar hielen duwt ze putjes in het natte zand. Sporen die door de eerste vloed weer worden afgevlakt, om bij de volgende golf volledig te verdwijnen. Ze ziet de witte rotsen voor zich steeds scherper opdoemen.
“Hèhè, even tijd voor mezelf. Dat was nodig! Mijn verjaardagscadeautje aan mezelf. Want echt ontspannend was deze vakantie niet. De kop in het zand steken, daar is hij goed in. Hij wordt boos als ik het nog maar durf aan te raken. Zo komen we geen stap vooruit. Alsof ik niets gedaan heb om zijn studies mogelijk te maken? En dan, zonder boe of bah ermee stoppen! En ik dan?
Ik ben weer naïef geweest. Ik heb me weeral eens in zijn zotte plannen laten meeslepen. Mijn hele schema overhoopgegooid om ervoor te zorgen dat hij kon studeren. Ik draaide nu weer voor alles op met de kinderen en in het huis, naast mijn zaak. Zodat mijnheertje kon studeren. In de week én in het weekend. Ik deed het omdat ik hem wou steunen in zijn plan. Typisch dat hij er weer even snel mee stopt als hij ermee begonnen is.
Hoe vaak kan ik uit een leeg potje hoop blijven schrapen? Wanneer is de bodem bereikt? Dit hou ik gewoon niet vol. Wat gaat hij nu doen? Die studie opgeven is één ding, maar die hele dagen weer niks om handen hebben, dat vind ik nog het ergste. Smoren en surfen op zijn gsm. Meer doet hij niet. Ik wil rust na een volle werkdag, maar hij is al een derde kind, alle aandacht opeisen en amper helpen in het huis. Als ik dan moe thuiskom overspoelt hij me.”
Zonder dat ze het gemerkt heeft, is het iele herfstzonnetje achter een dik pak grijze wolken verdwenen. Een stevige wind zorgt voor witte schuimkoppen langs de kust. Bij de hoge rotsen aangekomen, is de zee al zo genaderd dat ze haar broek tot over haar knieën moet optrekken. Klauterend en struikelend vervolgt ze haar route.
“Hoe ver zou het nog zijn tot aan de kaap? Misschien moet ik teruggaan en het pad over de rotsen volgen. Maar dit is wel veel korter. De oude waterlijn komt tot aan mijn borst, in het slechtste geval ben ik tot daar nat. Maar zo hard snel zal het toch niet gaan? Ik haal het wel8 Ah, hier is nog een stukje strand vrij. Zie, het is nog niet overal zo hoog. Hier loopt het eventjes zachter. Oef.
Ik moet iets doen, want ik geraak er zo niet uit. Mijn vriendin had gelijk: als ik het niet kan accepteren dan moet ik iets ondernemen. Zijn moeder zij het al. Hoe lang hou ik dit nog uit? Ik wil het mijn kinderen niet aandoen. Maar ik moet er met iemand over praten. Ik ben al bang om het woord te zeggen. Ik moet durven toegeven dat ik dit niet meer volhou. Hulp vragen. Als we straks thuis zijn, bel ik mijn vriendin. En ik mail mijn therapeute voor een afspraak. Ik pak de gesprekken weer op en we zien wel waar ik uitkom. Auw, de rotsen zijn scherp hier. Het water blijft stijgen. Oppassen dat mijn schoenen droog blijven! Maar daar is de trap al, ik zie mensen op de rotsen staan. Ben er bijna.”
‘Mama, eindelijk, daar ben je!’ haar dochter staat van opwinding te springen op de trappen. ‘Wat heb je gedaan? Je broek is helemaal nat!’
‘Mama! Kijk! Ik heb wel drie fossielen gevonden.’ Terwijl het jongentje haar tegemoet klautert, spat een golf op het rotsblok uiteen en gulpt in zijn rechter regenlaars. Even kijkt hij geschrokken naar zijn voet, dan klimt hij vastberaden voort en vliegt zijn moeder in de armen.
Iets verderaf struint hun vader, geconcentreerd turend naar de bodem tussen de rotsen. Hopend op dé grote vondst op het laatste stukje vrije strand. Nog even. Dan beukt de zee tegen de klippen.
Dwars door de keuken 1998 – 2008 -2018
Thuis is de plek waar je ophoudt weg te lopen[1]
1998
De avondzon pakt haar, zoals ze daar door de keuken tot ver in de living een warmgeel tapijt werpt. De jonge vrouw ziet wat kan zijn. Op slag verliefd op potentieel. Buiten de lichtkegel is alles donker. Ze is verblind.
‘Ik word je buurman’ sms’te haar broer enkele weken voorheen. Letterlijk om de hoek van waar ze woonde had hij een appartement gehuurd. Grondig als hij in alles was, ging hij op zoek naar de authentieke plankenvloer die onder lagen vinyl was verstopt. Hij had de hulp van zijn familie ingeroepen om zijn droom te realiseren. Toen ze daarnet in haar bestofte werkkledij bij haar broer stond te schuren, werd er op de deur geklopt. Een bejaarde man, in overall maar met zijn arm in de plaaster en schrammen op zijn gezicht wandelde de kamer binnen.
‘Hoe loopt het hier?’ zijn strenge blik speurde de ruimte af.
‘Hmm, ça va. Wat vindt ge hiervan?’ vroeg haar broer. Hij toonde de hoek waar al enkele planken blank zijn geschuurd.
‘Ek z’n goeste’ fronste hij, waarmee hij in het West-Vlaams aangaf dat smaken verschillen.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg haar broer en wees op de arm van de man.
‘’Ik ben van de stelling gevallen. Ik was de isolatie op de muur aan ‘t boren en ben met zo’n plaat op mij tegen de grond gegaan’
‘Oei, gebroken? En verder alles oké?’
‘Ja, ik heb nog geluk gehad. Maar nu heb ik het wel gehad. Ik verkoop het huis. Heb je geen interesse?’
‘Euhhh, neen’ hij keek zijn zus aan en lachte. Net afgestudeerd aan de toneelschool was hij nog niet aan huizen kopen toe.
‘Het is nochtans interessant hoor, ‘zei de man. Hij haalde een stoffen zakdoek uit zijn broek en snoot luidruchtig zijn neus. ‘Met de huurinkomsten van de vier appartementen heb je meer dan je aan de bank moet afbetalen.’
‘Is dat niet iets voor jullie om samen te doen?’ komt hun moeder in het gesprek tussen. Zij had meegeluisterd vanuit de keuken, waar ze met vod en schuurspons de verkommerde pompbak een nieuw leven gaf.
‘Dat zou jij wel leuk vinden, hé moeke?’ zei de broer. ‘Ik huur liever nog even. En trouwens de bank zou me nooit een lening geven nu.’ Zijn zus knikte begrijpend, zij had aandachtig geluisterd. In haar hoofd maakte ze de rekensom en liet de gedachte toe.
Nu staat ze hier aan de grond genageld bij de deur van het gelijkvloers appartement.
‘Hoe zou het zijn om hier te wonen? Zou een huis kopen me beperken in mijn vrijheid om te reizen? Wil ik me wel binden aan een stuk grond en bakstenen? Ik ken de buurt en weet dat ik hier graag woon. De wereld woont hier in de straat. Maar kan ik dat wel maken? Helemaal alleen zo’n groot huis? Er zal werk aan zijn, dat is zeker.’
Een grijze wolk schuift voor de zon, contrasten vervagen en de rest van de ruimte komt in beeld. Nu pas ziet ze de vermolmde keukenkast, de lekkende kraan en de vierkante gootsteen van gebarsten porselein. Ze is gecharmeerd door de glazen deur met rechthoekige ruitjes. Als ze dichterbij komt, voelt ze de herfstwind door kieren waaien. De dubbele deur knelt en piept als zij ze opent. Het stadstuintje ligt er verfomfaaid bij. Een rommelkot palmt een groot stuk van de ruimte in. Langzaam draait ze rond haar as en neemt vanuit elke hoek het huis en de tuin in zich op. Ze droomt van groen maar ziet vooral veel grijs. Dan breekt de zon weer door het wolkendek. Ze glimlacht.
‘Hier kan iets groeien! Dit appartement is onbewoonbaar, keuken en badkamer moeten vernieuwd worden. Maar de andere drie zijn verhuurd. Dus die zullen dan toch nog leefbaar zijn. Hier zou ik de nieuwe keuken zetten, met een toog aan de deur om van de avondzon te genieten! En de badkamer die kan hier achter de hoek. Daar heb je minder daglicht nodig. Maandag ga ik met de bank spreken. Eens horen of dit überhaupt een optie is.’
2008
‘Eindelijk. Ik moet even zitten.’ Ze zijgt neer in een stoel op het spiksplinternieuwe terras en sluit haar ogen. Met beide handen wrijft ze over haar buik. Van binnenuit krijgt ze een stevige stamp. Liefdevol beantwoordt ze de begroeting. ‘Zoetje, kom eens voelen?’ Het kleine meisje kruipt bij haar moeder op schoot. Haar blonde steile haren vallen als een waaier over de bolling. Ze probeert met een toeter aan haar oor de hartslag op te vangen. ‘Wanneer komt ie?’ vragend kijkt het kind haar moeder aan met grote donkere ogen.
‘Nog enkele weken meisje’ zegt de vrouw ‘Mama moet nog een week werken en dan maken we alles klaar voor de baby.’ Ze denkt aan haar team dat ze in de steek zal laten in deze moeilijke tijden, ze kan zich niet ontdoen van enig schuldgevoel. Ze schudt snel haar hoofd en daarmee de gedachten aan het werk weer weg.
Haar man is in de weer met het uitrollen van verse grasmatten in hun tuintje. Zij mag niet meer helpen. De bouwwerf verandert in een mum van tijd. Buiten de rozenstruik heeft ze niet veel van haar planten kunnen redden. Maar de tuin zal een tweede leven krijgen. De groene matten doen wonderen. De overschotten rolt hij voorlopig uit over de berg zand die achteraan ligt. Deze ronding is een spelparadijs voor kleuters. Hij pauzeert even, rolt een jointje. Hij zet zich rokend naast zijn vrouw en kijkt tevreden naar het resultaat. Het zijn de laatste loodjes voor het feest van straks. Zijn veertigste verjaardag en de housewarming in een keer. Gelukkig brengt elke gast een eigen schotel voor het buffet mee. Ze verwachten heel wat volk.
‘Jullie zijn zot’ hadden de mensen gezegd toen ze aan de grondige verbouwing begonnen. Ze hadden hun dromen uitgetekend en goed doordacht. Ze waren getrouwd zodat het project ook echt van hun beiden werd. Het was voorheen een oud huis waar zwammen hun tentakels in hout en tussen stenen hadden genesteld. Waar bouwsels en bijgebouwen met koppige smakeloosheid waren toegevoegd. Maar zij hadden een droom. Ze overleefden stofwolken en drilboren, kamperen zonder sanitair, een winter zonder ramen in de achtergevel. Juist als ze hun kinderwens even waren vergeten, werd hun dochter verwekt. Net voor hun meisje daar ter plekke in het water ter wereld kwam, was hun appartement bewoonbaar gemaakt. Sindsdien werden vijf verdiepingen vernieuwd, drie keukens en badkamers, zeven dubbele deuren om de avondzon binnen te laten, vijf terrassen langs de westkant, twintig centimeter isolatie in muren en dak. En nu, drie jaar later waren ze weer naar beneden verhuisd. Nog niet afgewerkt, maar meer dan leefbaar en tenslotte op hun definitieve plek.
2018
Hier zit ze dan. De avondzon doet haar donkerblonde haren oplichten. De dubbele deur staat wijd open en een briesje trekt langs haar ontblote armen. Op de witte muur achter haar dansen donkere vlekken. Ze hoort de boom ritselen telkens er een vlaag passeert. Dan zwiepen de schaduwvlekken. Het is zo’n avond waar het in de tuin iets te fris is, maar het verlangen naar het buitenzijn gestild kan worden met open deuren en zicht op heldergroen. De takken van de druivelaar schieten alle kanten uit. De eerste minuscule trosjes zijn verschenen. Ze moet weldra snoeien zodat er eetbare vruchten uit kunnen ontstaan.
De rozen zijn weer opengebarsten. De dieprode bloemen zijn zo groot als een opengesperde hand. Deze tint rood vindt ze uniek. Een gelijke is ze nog nergens tegengekomen. Bijna twintig jaar geleden vond ze een zielig takje op de grond in het verwaarloosde tuintje. Ze is blij dat ze er toen een rozenstruik in zag, in plaats van hem met de rest van de rommel op een hoop te smijten. Ze had hem helpen klimmen. Tot hij uit eigen kracht rechtop kon blijven staan. Sindsdien biedt hij haar jaarlijks in mei en nog eens in augustus een uitbundig schouwspel met meer dan dertig simultaan bloeiende rozen.
Zachtjes wiebelt ze heen en weer, haar zomers kleedje wappert mee. Ze heeft zich comfortabel geïnstalleerd, haar voeten gekruist op de zitbank, een glas fruitsap op het tafeltje naast zich. In deze schommelstoel, gevonden in een zolderkamertje van dit huis, zoekt ze naar woorden. Laptop op de schoot, blik in de verte.
“Straks ben ik weer alleen eigenaar van het hele huis. Dan tekenen we definitief de papieren. Hij zal er een mooie som voor krijgen, ik kan weer plannen maken. Afwerken wat jarenlang bleef liggen.
Zijn deze bakstenen een rem geweest op mijn beslissing? Die droom heeft me geholpen. Ik herinner me hem nog zo scherp: het hele huis stond op een vlot? Het lag langs de kade aan een dok. Het vlot begon te zinken en het huis verdween verdiep per verdiep in het water. Daar stond ik en keek toe. Met aan elk hand een van mijn kinderen. Ik voelde vooral opluchting: wij zijn veilig. Ik begreep dat ik ook van een andere plek een thuis zou kunnen maken. Een plek waar ik niet meer weg hoef te lopen. Dat idee gaf me moed om de stap te zetten. En zie, nu kunnen we hier toch blijven wonen.”
Ze mijmert en doet een poging om verder te schrijven. Over de kinderen moet ze zich vanavond niet druk maken. Die kan ze intussen vol vertrouwen bij hun vader laten. Zij geniet van de avonden op zichzelf. Maar haar gedachten schieten zo vaak alle kanten uit. De korte brokken tijd die ze kan vrijmaken worden zo niet optimaal gebruikt. Waardoor het nog trager gaat. Ze wroet met woorden, voelt dat ze er nog lang niet is. Er is nog een hele weg te gaan. Ze scrolt weer naar boven, herleest, verandert hier en daar een woord. Ze past de tijd aan, voegt een gebaar toe, schrapt een overbodig woord, ziet nog een beeld, zet het in een actieve vorm.
“Dagelijks ben ik bezig om anderen te helpen de juiste woorden te vinden. Ik ga samen met hen op zoek naar hun kern. Via verhalen zoeken we naar woorden die hen de weg kunnen wijzen in hun werk. Hoe komt het dan, dat ik hier zo worstel als het over mijn eigen leven gaat? Ben ik dan zo veel op anderen en zo weinig op mezelf ingesteld?”
Ze staart zich blind op haar eigen teksten. Ze zuigt de feedback van anderen op maar die brengt haar ook in de war. Ze kan het nog niet, of is het gebrek aan durven? Als ze de woorden vindt en die kan delen, dan kan ze het gevoel pas toelaten.
‘Vreemd’ zei een vriendin, ‘bij mij is het omgekeerd.’ Zij wordt telkens overspoeld door gevoel en zoekt daar dan de woorden voor. Ze schrijven vaak samen. Elk apart, in een andere taal. Maar samen. In haar tuin of elders.
‘Het is wat het is’ zegt ze luidop. Onaf. Niet eenvoudig voor haar om te accepteren. Het flinke kind in haar steekt nog vaak de kop op. Maar ze weet dat ze zich erbij moet neerleggen. Er zijn nog heel wat puzzelstukken te leggen voor ze er zal zijn. Er is nog een stuk dat ze steeds maar uit blijft stellen. Gesprekken die nog moeten plaatshebben. Woorden die misschien zullen kwetsen, misschien zullen helen. Ze zet de printer aan, voedt de lader met papier en checkt of de inkt zal volstaan.
Ze kijkt op. De wind is gaan liggen. Diepblauw is de avondlucht intussen. Ze houdt van dit moment vlak voor de nacht intreedt. Ze staat op en slaat een trui over haar schouders. Zoekt een doosje lucifers. Een voor een ontsteekt ze de kaarsjes op de tuintafel. Ze zingt. ‘Summertime … when the living is easy’. Met haar vinger glijdt ze over het reliëf van de blauwe mozaïek in de tafel. Ze verkent de ruwe putjes waar steentjes ontbreken. Het is al te donker om het verschil te zien. Maar ze kan de littekens wel voelen. Deze tafel heeft geleefd.
‘Ik was te druk bezig met leven. Miste de tijd om echt stil te staan. Het is wat het is en ik omarm het leven.’
Aan het meertje (to do) 2016 juni
- Een plekje voor mezelf– loswrikken – stap 2 scheiding - schrijfvriend
- Kennismaking met mijn man
- In de plaaster. Na de val op mijn gezicht. met samengesteld gezin van toen – stap 3 – apart wonen
- Het overspoelend verdriet van de moeder – het besluit van het flinke meisje
- Scènes in dialoog beschreven door de buurman: wat hoorde hij? Dagboek 2011 teruggevonden. Eerste opname in de psychiatrie en mijn beslissing ‘dit geen tweede keer’
- Mijn oude zelf terug tegenkomen. Met het valiesje weer naar Parijs. Mildheid.
- Het lijkt alsof je huilt, mama
- Is ook zo, ik ben een beetje verdrietig vandaag
- Ik word er droevig van als ik je zie huilen.
- Ik zal mijn best doen om niet meer te wenen, lieve jongen.
- Neen, je mag het laten gaan.
- Maar dat is moeilijk voor mij, dat is…
- …je zwakke plek
- Wat zeg je?
- Je zwakke plek! Je sterk houden en niet willen wenen.
- Je kent me goed precies!?!
- Ja, ik ben slim, en ik ken je al negen jaar. Maar wenen mag hoor mama.
- Vind je dan dat ik meer moet wenen?
- Ja dat moet! Of toch, als je wilt, het voelt, dan mag of moet je huilen.
- Soms wil ik wel huilen maar kan het niet. Het zit ergens vast in mijn lijf.
[1] Thuis, de zoektocht naar de plek waar we willen leven, Essay, Daniel Schreiber. Ambos, 2017