29 september 2019 – zondagavond
Regen. Wind. Donker.
Wandel ik de avond in. Naar buiten. M’n laarzen aan, Jack aan de leiband. Stappen we naar de parking, in de donkere straat. Het klettert. De regen, de wind. Een hek slaat in z’n slot. Ik hoor het heel scherp. Ik wandel door. De regen slaat op m’n bril. M’n tas bungelt, waait in de wind. Ik stap door. Naar de donkere parking, van de Kangoeroe-winkel. Tot aan de broodautomaat. Er zit nog brood in. Ik tel m’n munten. De kleintjes, die zal ik proberen. Het lukt. Een klein bruintje. En heb ik nog genoeg over? Ja, dus ook een groot wit. Jacky zal wel blaffen als hij iemand ziet. Een auto rijdt miezerig de steenweg af. Hier ben ik, alleen. Niemand merkt het. Ik voel een angst. Leegte. En ik ga terug naar huis. Naar het vertrouwde, bekende, droge.