nacht laat droom niet rusten
kusten sterren maar anders dan ze doen
liep verloren maar niet de maan in
wensen
een krater gaapt van verslagenheid
slokt stoffig zuurstof op stilt de sonde de honger niet
niet een munt
landt
kleeft in pluimen van een lang vergeten barsten
boven een fontein van borrelend lava
sputtert het bed een lijf uit wanhoop uit
dwars
door naakt verlangen
onheil
waart over de afgedankte lakens
als een wolf op zoek naar gehuil
vindt een heuvel zijn glooiing
in een koud lichaam terug
dwars
door geklede verzoening
onwil
schuilt in de golven onterecht
als een gier hoog boven kadavers
tussen het rechtopstaand gras wachten
ogen onder open hemel op de zon's branding
turft op die gedachte een ondergang
de morgen tegemoet, vlammend oneigen